+ Plus

Reizen Olympus, Griekenland

Ook bij Zeus liep het waarschijnlijk niet altijd op rolletjes, maar toch heeft deze Griekse god het voor elkaar gekregen om in bijna ieder geschiedenisboek terecht te komen. Wij gaan ons eigen kleine geschiedenisboek schrijven, klimmen bij Zeus en de goden op het dak van de wereld. Alle pijlen richting Olympus, het huis van de goden!

De timing is weer eens perfect: langs de kust van de Adriatische Zee ben ik richting zuiden gereden en net aangekomen in Igoumenitsa zie ik aan de horizon de hagelwitte boordwand van de Griekenland-veerboot. Aan boord mijn vrienden, met relatief weinig bagage, maar daarvoor in de plaats wel heel veel voorpret, omdat we met z’n allen dwars door Griekenland willen rijden naar Olympus. Maar lang voor de hoogste plek van Griekenland zich aandoet, wacht eerst het letterlijke dieptepunt van onze reis: het bijna 1000 meter diepe Vikos-ravijn.

Labyrintachtige secundaire wegen vertakken zich in de omhoogstijgende bergen. Guido rijdt met zijn kleine hijgende Triumph Tiger voorop alsof hij hier op deze bochtige routes geboren is. Wij kunnen nauwelijks in zijn spoor blijven, wanneer we de natuurstenen huizen van Monodendri zijn gepasseerd zijn we er voor vandaag helemaal klaar mee. De weg eindigt onverwachts bij een pad dat al heel snel smaller en smaller wordt, tot een breedte waarbij zelfs Ralf, onze meest hardnekkige ‘met-mijn-kleine-ding-kom-ik-overal’ piloot, het wel welletjes vindt. Te voet strompelen we de laatste hobbelige meters richting de afgrond. Noch een klein bochtje en…hopla! Kijk uit! Daar gaat het heel steil naar beneden!

Wij kennen allemaal de grandioze Gorge du Verdon in Frankrijk en weten niet wat we zien: de flinke greppel komt ons meteen bekend voor. Duidelijk, Verdon! Alleen is de Vikos-bergkloof een stuk ongehoorzamer en minder beschaafd dan zijn Franse ambtgenoot. De Vikos, die zijn opwachting maakt met tal van toeristische faciliteiten, laat een weg tot de dag van vandaag niet toe. En veiligheidsmaatregelen, die al te dappere bezoekers moet beschermen tegen de schadelijke uitwerkingen van de nauwelijks te bedwingen aantrekkingskracht van de diepte, heeft tot nu toe niemand echt noodzakelijk geacht. Een maagdelijk natuurspektakel dat je nog maar zelden tegenkomt is het enerverende resultaat.

We houden even pauze in de taverne van Vovousa. De zon schijnt meedogenloos op het terras en de waard spreekt ons goed toe: de pistes door het Pindosgebergte zijn fantastisch en de meesten zijn ook nog eens voorzien van wegwijzers. Alleen met slecht weer is voorzichtigheid op zijn plaats. Maar dat zou vandaag niet aan de orde zijn. Een uur later blijkt de praktijk toch anders. Het asfalt is al lang niet meer te zien, omdat een mij onbekende Grieks goddelijke macht de regen in volle teugen op ons neer laat dalen. Kleine beekjes vormen zich op de wegen, op zoveel regen ineens is de natuur en infrastructuur hier duidelijk niet berekend. De wegen zijn spekglad, waar je op het Noord-Europese natte asfalt je voertuigbeheersing nog enigszins kunt demonstreren, laat je dat hier wel. Het gewetenloze water slobbert al lang in de laarzen. En telkens weer moeten we omkeren, een andere weg nemen, omdat de ingeslagen route compleet is overstroomd of omdat vallende rotsblokken de weg versperren. Een langdurige en moeizame zwerftocht begint. Ondertussen komt de regen echt met bakken naar beneden en de volgende brullende rivier kijkt ons dreigend aan. Stoppen. Niemand durft het meer aan om verder te gaan. De ongenadige zwarte hemel heeft het daglicht volledig opgeslokt. Hier lijkt de Hades te beginnen, de onderwereld.

“Zullen we terug gaan?” We bevinden ons in een tunnel van slecht en grimmig weer. Ah, kijk daar! Eindelijk een recht stuk piste dat niet met reuzenknikkers is bestraat. De opluchting is maar van korte duur. Zelfs een lateriet-piste in Kongo gedurende de regentijd is nog aantrekkelijker dan dit. De banden met zeer grof profiel worden met roodgekleurd pizzadeeg dichtgeplakt. Voorwielen blokkeren, de zenuwen raken gespannen. Lachen of vloeken? Het voelt bijna als het wereldkampioenschap enduro voor driecilinders tot 5 km/uur plaats. Pas in de avond klaart het op en begint de meerdaagse droogperiode van onze kleding.

Het gebrek aan iedere vorm van proviand doet ons stoppen bij het veelbelovende bord ‘Supermarket’. Het wijst naar een trap die steil naar beneden een ruime kelder in gaat. De twee zussen Metusalem bestieren de onderaardse ‘winkel van Sinkel’ en hebben alle tijd voor ons. We zijn de enige klanten en door het overzichtelijke aanbod worden we gauw in onze behoeften voorzien. Weer terug in het felle daglicht proppen we onze boodschappen in de aluminium koffers, Ortlieb tassen en tanktassen. Niemand heeft gezien dat de twee kelderdames plotseling achter ons staan. Met zeven ijsjes in hun handen. “Het is zo heet immers”, gebaren ze lachend. En “nee, nee”, geld willen ze niet. “Voor jullie!” “Efcharisto, bedankt!”, is het enige dat we weten uit te brengen. Wanneer hebben we dat voor het laatst in een supermarkt bij ons thuis meegemaakt?

De spitse verticale rotsen met de verheven kloosters van Meteora zijn in de buurt en we surfen met veel grip en goed zicht door de intussen niet meer zo eenzame woonplaatsen in dit fantasielandschap. Verleden tijd zijn de bossen en bergen van het Pindos-massief, voor ons liggen golvende weiden, bespikkelt met rode papaver en wild koolzaad. Bloementapijten liggen over de weidse grasvelden. Met enige terughoudendheid baant onze route zich er een weg doorheen. We ademen de zomer in, het land. Boven alles zweeft in de verte een bleke witte wolk. Dat is onze bestemming.

Wat zich vermomt als een wolk is de met sneeuw bepoederde bergtop van Olympus. Zijn torso van louter rotsen lijkt vanuit de verte niet aanwezig te zijn. Pas als we dichterbij komen en in Kalivia bij de taverne van Laki stoppen voor een Moussaka, is de bergmassa niet meer over het hoofd te zien. Met een gevoelsmatige inmiddels niet meer te stillen honger vragen we aan de serveerster of de weg naar de top berijdbaar is. “Misschien ligt er nog een beetje sneeuw”, luidt het antwoord, “maar volgens mij zou het nu wel moeten kunnen.” Dat laten we ons geen tweede keer zeggen, maar eerst even de inwendige mens verwennen met wat Griekse specialiteiten.

Eindelijk klimmen we bij de goden het dak op. De piste kronkelt vanuit het westen bergopwaarts. Mooi vastgereden grind, niet te grof. Deze route zou je zelfs nog kunnen rijden met een Pan European. Nou, in ieder geval tot die ene haarspeldbocht, daarachter verandert het uitzicht namelijk drastisch van kleurrijk naar voornamelijk wit. Sneeuw, alleen maar sneeuw! Naar het verloop van de piste is het de eerste honderden meters nog gissen, maar dan wordt ze definitief opgeslokt door een witte deken. Toch laat Wolfram zich er niet door afschrikken, hij jaagt zijn 800 zo rechtdoor de sneeuwmassa in. Dapper, maar bovenal bedenkelijk. Zelfs als hij ook maar een kilometer ver zou komen, hoe wil hij zijn Tiger in de diepe sneeuw zonder hulp weer omkeren? Duurt dan ook niet lang voor hij de rekening gepresenteerd krijgt, zij het op een heel andere manier dan verwacht. Het is de dekselse kerel daadwerkelijk gelukt om zijn machine te keren. Hij komt terug met een grijns op zijn gezicht die Odysseus aan het einde van zijn reizen ook niet had misstaan. Maar helaas heeft de voorband moeten boeten voor zijn overmoed: die is helemaal plat! Twee gasten op langlaufski’s komen langs en zijn net zo verbaasd als wij hier nog iemand anders te ontmoeten. De band is, onder toeziend oog van onze langlaufers, gauw gerepareerd. ’s Avonds blijkt er iemand anders nog het haasje.

In Agiomapos kleurt de namiddagzon de dakpannen rood. Vanaf de Egeïsche Zee waait turquoise lucht onze kant op. Een kamp voor de nacht aan het strand zou niet slecht zijn. Daar! Een kleine weg die naar het water leidt! We stoppen boven op een klein plateau dat zich boven de zee verheft. Maar waar is Guido met zijn Tiger?
Ik keer om en rijd dezelfde weg weer terug. Aha, daar is ‘ie! Er zijn problemen met de Tiger. De achterband heeft er van langs gekregen. Met nul komma nul bar in de achterband sleept Guido zijn motorfiets naar de slaapplek op het plateau. De gezichten zijn in mineur. Want voor de tubeless banden van de Tiger hebben we geen reparatiespullen bij ons. Gelukkig heeft Griekenland voor de dag van morgen meteen meerdere troeven achter de hand.

De bandenhandelaar, die ons volste vertrouwen heeft, is gelukkig geopend ondanks dat het vandaag een feestdag is. Binnen een half uur staat Guido’s Triumph weer op volgepompte banden. Perfect! Zo staat ons niets meer in de weg voor onze marathon-etappe vanaf Neo Monastiri naar Lefkas, het eiland in de Ionische Zee. Het is een waar wegenparadijs, met iedere kilometer wordt de stemming meer en meer euforisch. Massieve bergruggen, lichtblauwblinkende rivieren in wilde kloven en de ene bocht na de andere geven een enorme kick. Zelfs met een jaarkaart voor de kartbaan krijg je niet meer bochten weggewerkt dan op deze 200 kilometer lange rit richting Agrinio. Dan wordt er onbewust toch net een streepje meer gas gegeven, waardoor Rolands LC4 op een bepaald moment toch wel erg grote dorst krijgt. Letterlijk op de laatste benzinedampen rolt hij naar de enige benzinepomp in de verre omtrek. Wat een mazzel.

Porto Katsiki op Lefkas is precies dat wat je je voorstelt bij een droomstrand. Buiten het hoogseizoen hoef je deze droom bovendien maar met weinigen te delen. De motoren parkeren bij de klip. Beneden spoelt de zee golf na golf als een mix van gletsjermelk en Blue Curaçao tegen de krijtrotsen. Zes flessen Mythos bier rinkelen tegen elkaar aan. Yamas! Proost! Voor een kort moment hebben de zee en de hemel dezelfde kleur, daarna duikt de horizon onzichtbaar onder. Dit, bij Zeus, is een godenschemering!

Lees meer over

Triumph

Gerelateerde artikelen