Interview Aleix Espargaró
Of het nu gaat over de dolgedraaide transfermolen, over het rijgedrag van andere coureurs, over de ontwikkeling van de Aprilia of over de Catalaanse onafhankelijkheid: Aleix Espargaró (29) heeft overal een mening over en steekt die niet onder stoelen of banken. Dat hij daarmee wel eens mensen tegen de schenen schopt, neemt hij op de koop toe. “Als ik mijn mening niet zou uiten, zou ik ’s nachts geen oog dicht doen.”
Sinds hij begin juni vader werd van een tweeling, heeft de nachtrust van Aleix Espargaró toch al te lijden. Maar dat hij af en toe zijn bed uit moet om een luier te verschonen of een blèrende baby te troosten, dat maakt hem niet uit. “Mijn prioriteiten zijn drastisch verschoven sinds ik kinderen heb”, vertelt hij. “Soms moet ik lachen om dingen waar ik me nog niet zo lang geleden ontzettend druk over maakte, en andersom: zaken die me niet zo deerden, grijpen me nu veel meer aan. Max en Mia hebben mijn leven en mijn perspectief veranderd.”
Het betekent niet dat Espargaró, een van de meest uitgesproken coureurs in de MotoGP, nu zwijgt over wat hem bezig houdt. Er zijn veel dingen die hem bezig houden en waar hij over nadenkt om vervolgens met een mening naar buiten te treden. Dat heeft al tot verregaande fitties op social media geleid. “Misschien heb ik een te sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel, maar ik voel een zekere noodzaak om me uit te spreken. Ook over politiek en maatschappelijk gevoelige issues, zoals de Catalaanse onafhankelijkheid. Als dat betekent dat Spaanse sponsors me de rug toekeren, dan moet dat maar. Ik heb liever dat mensen me niet aardig vinden om wie ik ben, dan dat ze me aardig vinden om wie ik niet ben.”
Ook over de gang van zaken bij Aprilia zegt Espargaró hardop wat hij ervan vindt. De resultaten vallen dit jaar nogal tegen. De ontwikkeling lijkt te stagneren. In een emotioneel statement riep Espargaró dat het zo niet langer kon. Een week later verlengde hij zijn contract. “Mijn uitbarsting heeft ertoe geleid dat er een aantal intensieve, maar ook constructieve gesprekken zijn geweest. Er gaat een aantal zaken veranderen, er komt meer structuur en ik weet dat ik zelf ook meer gestructureerd moet worden. Uiteindelijk hebben we hetzelfde doel: de Aprilia naar de top brengen, er een competitieve machine van maken.”
Met de contractverlenging voor nog eens twee jaar komt er voor het eerst continuïteit in zijn Grand Prix-carrière, die in 2004 begon met een wildcardoptreden in Valencia (zie kader). “Eindelijk komt er rust in de tent. Ik hoop dat ik mijn carrière kan afsluiten bij Aprilia. Ik zie mezelf niet over tien jaar nog racen en ik geloof ook niet dat ik nog een keer helemaal opnieuw wil beginnen. Dat heb ik al vaak genoeg gedaan. Elf verschillende teams in dertien jaar; dat is niet gezond voor een jonge coureur. Mijn carrière is een achtbaan.”
2009 spande de kroon wat onzekerheid betreft. Het team Campetella Racing, waarvoor Espargaró net een contract had getekend, trok zich op het laatste moment terug, waardoor hij geen zitje had. Met een paar optredens als vervanger kwam hij – letterlijk – terug in de race. Het leverde hem bovendien een plaats in de MotoGP op bij Pramac Ducati. Daarna volgden de Pons Kalex in de Moto2, de Aspar-CRT, de Forward Yamaha, het fabrieksteam van Suzuki en sinds vorig jaar Aprilia.
Hoewel hij zelf in een vroeg stadium zijn contract verlengde, is het Espargaró een doorn in het oog dat de transfermolen al zo vroeg op gang is gekomen. Nog voor Barcelona – de zevende race van het seizoen – was de stoelendans al nagenoeg voorbij. “Het verpest het complete seizoen. Vijf, zes races zijn te weinig voor een coureur om zich te bewijzen. Het is belachelijk. Mijn teamgenoot Scott Redding heeft niet de kans gekregen.”
Dat is precies de reden dat Espargaró er bij Aprilia op aandrong om Redding als testrijder aan boord te houden, met een soortgelijke rol als Mika Kallio bij KTM en Michele Pirro bij Ducati, die minstens drie, vier races per jaar met een wildcard races rijden. “Al geloof ik dat we een testrijder niet moeten inzetten op de circuits waar we al goed zijn, zoals Pirro die in Mugello en Misano rijdt of Kallio in Oostenrijk, maar juist op de banen waar we problemen hebben en waar we verbetering nodig hebben. We moeten dat testen beter organiseren, anders komen we niet waar we heen willen. Ik vind dat de Piaggio Group en in het bijzonder Aprilia daarin prioriteiten moet stellen. Daar heb ik lange gesprekken over met Romano Albesiano, de racing manager. We zijn het erover eens dat we resultaten nodig hebben. Aprilia heeft dat nodig en ik heb dat nodig om mezelf te motiveren uit bed te komen om te trainen. Dat ik er toch vroeg uit moet voor de tweeling is het niet, haha. Juist niet, want met hen bezig zijn is veel te leuk. Je moet me van ze losscheuren.”
Doordat hij op zoveel verschillende machines reed, is Espargaró zelf de ideale testrijder om een machine te ontwikkelen. Hij heeft de ervaring om een motor snel te doorgronden, haarfijn aan te voelen wat er aan schort en hij kan het goed onder woorden brengen. “Vooral door de Forward Yamaha in de open klasse en door mijn eerste jaar bij Suzuki ben ik enorm gegroeid en een completere coureur geworden. De Suzuki toen was een ramp. Na de eerste race in Qatar heb ik zitten janken van wanhoop. Dat we er een winnende machine van hebben kunnen maken, die mee kan doen in de top, geeft veel voldoening. Dat is ook mijn enige doel bij Aprilia.”
Tot nu toe wil dat nog niet erg lukken, tot frustratie van de temperamentvolle Espargaró, die in zulke gevallen nog wel eens zijn helm door de pitbox smijt of een deur intrapt. “Ik kan mijn emoties al een stuk beter managen dan in de tijd bij Suzuki, maar het blijft enorm frustrerend dat we de machine niet betrouwbaar krijgen. De snelheid is prima, maar hij houdt er te vaak zomaar mee op. Wat ook niet helpt, is dat we zo ontzettend veel testen. Om resultaat te boeken in een race moet je fit en uitgerust zijn en je kop moet helder zijn. Dat gaat niet met zo’n overvolle kalender. Er moet tijd zijn om te resetten en op te laden.”
Naar het voetballen gaan (FC Barcelona) en rondhangen met zijn broer Pol, die bij KTM racet, en hun vrienden zijn voor Espargaró de manieren om te ontspannen en te resetten. Met Pol praat hij over alles, behalve over het racen. Dat ze allebei zijn gaan racen ligt grotendeels aan het feit dat ze zo’n beetje naast het circuit van Montmélo opgroeiden. Op school konden ze de racegeluiden van het circuit horen. “Catalanen zijn vergroeid met motorsport”, zegt Espargaró. “Het is van dezelfde categorie als voetballen: er waren wel twintig kampioenschappen waar ik uit kon kiezen, nog meer dan er voetbalclubs zijn in de buurt. Veel vriendjes deden aan motorcross of een andere motorsportdiscipline.”
Pa en ma Espargaró stonden niet te juichen bij de keuze van hun beide zoons, maar legden hen ook niets in de weg. “Mijn ouders willen ons toch vooral gelukkig zien – ze zullen ook nooit bij een van ons in de box kijken of in een KTM- of een Aprilia-shirt lopen, maar altijd in neutrale kleding – maar mijn moeder is nog altijd bloednerveus als we moeten racen. Ongelukken zoals van Luis Salom en onlangs Andreas Perez (de veertienjarige coureur die in het Junior Moto3-kampioenschap om het leven kwam, NK) maken het er niet beter op. Het is niet zo dat ik daardoor anders ga rijden; we weten allemaal dat motorsport gevaarlijk is.
“Ook het feit dat ik nu kinderen heb, verandert daar niets aan. Ik zal mijn kinderen niet aanmoedigen om te gaan racen, maar als dat is wat ze willen, zal ik hen steunen en begeleiden. Dat is toch al wat ik voor ogen heb als mijn eigen carrière ten einde loopt: ik wil jonge talenten helpen.”
Espragaró runt al zijn eigen team in het Spaans kampioenschap (BOE41) en heeft daarvoor een samenwerkingsverband met het RBA Racing Team in de Moto3. Eén pupil heeft hij al naar de top geholpen: Gabriel Rodrigo. In Barcelona haalde de Argentijn zijn eerste podium. Espargaró stond hem met tranen in de ogen toe te juichen. “Vijf jaar geleden kwam Gabriel voor het eerst bij ons motorcrossen. Hij ging door de versnellingen heen zonder te koppelen: hij had geen idee hoe dat werkte. Hij wist helemaal niets. Ik heb hem geholpen in het Spaans kampioenschap en stapje voor stapje is hij opgeklommen – met vallen en opstaan – tot waar hij nu is. Het is prachtig om zo’n jongen te zien groeien en hem uiteindelijk op het podium te zien. Dan ben ik een weekdier dat zijn tranen van geluk en trots niet verborgen houdt. Dat geeft bijna evenveel voldoening als zelf op het podium komen.”