Voorpublicatie boek Jumpin’ Jack
Op 28 augustus verschijnt het boek Jumpin’ Jack – Herinneringen aan Jack Middelburg van auteur en MotoPlus-medewerkster Natascha Kayser. De schrijfster sprak met tientallen mensen uit de directe kring van de legendarische motorcoureur, die in 1984 op 31-jarige leeftijd kwam bij een crash op het stratencircuit van Tolbert om het leven kwam. Familieleden, vrienden, coureurs, monteurs, sponsors, officials, journalisten en andere mensen die Middelburg goed hebben gekend, blikken in het 256 pagina’s tellende boek (€ 20,-) terug op het leven van de man die door velen gezien werd als de meest getalenteerde en spraakmakende coureur uit de Nederlandse motorsportgeschiedenis. Op deze pagina’s alvast een voorpublicatie uit het boek, dat eigenlijk bij iedere motorsportliefhebber in de kast hoort te staan.
Dat ik tweede werd in de 500 cc-race van de TT van 1980 was een verrassing, maar dat Jack ’m won was een nog veel grotere verrassing. Vooral de manier waarop. Hij was zo verdomd snel die dag! Voor het publiek was het ongetwijfeld anders maar voor ons als coureurs was Jack vooraf zeker niet een van de favorieten; daar had hij het materiaal niet voor en in de eerste drie Grand Prixs van het seizoen had hij bepaald nog geen indruk gemaakt. In Misano had Jack zich verslapen en daardoor de start gemist, in Spanje werd hij vijftiende, in Frankrijk viel hij. Maar in Assen waren de weersomstandigheden in zijn voordeel en heeft hij een beetje het geluk gehad dat Barry Sheene niet kon rijden en dat Kenny Roberts problemen met zijn machine had. Maar verder heeft hij het helemaal zelf gedaan, op race-instinct en doorzettingsvermogen. Hij moest en zou die race winnen, dat was te zien aan de manier waarop hij reed.
Ik startte vanaf de negende plaats, dus twee rijen achter Jack, die op poleposition stond, maar was beter weg dan hij. Ik moest nog oppassen dat ik hem niet ondersteboven reed in de eerste meters. Eigenlijk had ik hem al afgeschreven na die start, maar al in de tweede of derde ronde of zo kwam hij me voorbij alsof ik stilstond. Er stond geen maat op.
Aanvankelijk reed ik ergens rond de vijfde plaats, maar voor me vielen Johnny Cecotto, Kenny Roberts, Randy Mamola en Marco Lucchinelli weg. Vervolgens ben ik ben heel lang in gevecht geweest met Franco Uncini om de tweede plaats. Jack had toen al een enorm gat geslagen. Die was echt niet meer bij te halen, dat had ik allang gezien. Die tweede plaats was dus het hoogst haalbare en wilde ik koste wat het kost hebben. Pas in de laatste ronde kon ik Franco voorbij.
Met Jack was het geen moment een gevecht, in tegenstelling tot een week eerder in Raalte. Wat een geweldige race was dat zeg! Het was geen heel belangrijke race, het ging meer om de show en dat was het uiteindelijk ook: een waanzinnige show waar we allebei ontzettend van hebben genoten. Ik wel in elk geval! Dat herinner ik me nog goed.
Ik had vooraf helemaal niet het idee dat het zo’n spannend duel zou worden. Ik was er ook helemaal niet op uit om Jack zijn overwinning in te pikken. Ik begreep wel dat het voor hem belangrijk was om te winnen voor zijn thuispubliek, zo kort voor de TT.
Maar ik heb hem zeker niet láten winnen. En van afgesproken werk was absoluut geen sprake. Het ging zoals het ging en het was een mooi gevecht, op het scherpst van de snede, maar Jack was zo vastberaden en reed zo agressief en goed, dat ik het verder wel best vond. Maar ik wilde wel mijn deel van de triomf, zeg maar, dus daarom ben ik die vette wheelies gaan maken. Jack won zijn race, maar ik stal de show. En dat vond hij dan weer best.
Terugkijkend had ik toen al kunnen weten dat hij in de TT ook zo sterk zou zijn. Aan de andere kant: op een Grand Prix staat veel meer druk en zeker op een thuiswedstrijd. Een wedstrijd zoals die in Raalte winnen is heel iets anders dan de TT van Assen.
Ik kan me wel voorstellen dat juist de TT hem vleugels gaf. Ik was zelf ontzettend blij met die tweede plaats, vooral ook omdat ik het jaar ervoor de 250cc-race had gewonnen. Die twee resultaten hebben gemaakt dat Assen voor mij nóg specialer is.
Ik ben altijd dol geweest op Assen. Ik hield echt van dat circuit. Het was een magische plek om te racen, met een uniek karakter en een sfeer die je nergens anders had. Daar zat gewoon 150.000 man langs de baan. Wat zeg ik? Ze zaten zowat óp de baan. En ze waren alle 150.000 stuk voor stuk heel erg aanwezig. Zeker dat jaar toen Jack won. Wat een gekkenhuis. Dat maakt op elke coureur een onuitwisbare indruk en als je dan op het podium mag staan helemaal. Ik merkte daar ook wel dat onze show een week eerder in Raalte mij een zekere bekendheid en populariteit had gegeven. Dat was erg leuk. Ik was blij voor Jack dat hij won, want ik vond echt dat hij het had verdiend. Ik kan me ook niet indenken dat er iemand was die het hem niet gunde, ook al hadden ze er allemaal liever zelf gestaan natuurlijk.
Wat ze je ook vertellen of wijs proberen te maken: de meeste coureurs hadden een pesthekel aan elkaar. Er was een hoop kinnesinne onderling. Maar tussen Jack en mij was geen enkele animositeit of antipathie. Integendeel, we konden het goed vinden. Tegen hem racen was ook echt een feest. Daarom was het ook zo geweldig om met hem op het podium van de TT te staan en het zal er ook zeker mee te maken hebben dat ik daarom zulke goede herinneringen bewaar aan die race in Raalte.
Het is niet zo dat we heel close waren hoor. Een vriendschap zou ik het niet durven noemen. We verstonden elkaar niet eens. Een paar woorden Engels en verder was het communiceren met de handen. Buiten de races om was er voor zover ik nog weet geen contact. Ik kan me niet meer herinneren dat ik een keer naar Nederland geweest ben in de winter, op uitnodiging van Jack, als gast op de show van zijn fanclub. Als ze zeggen dat het zo is en als er foto’s van zijn, dan is het ongetwijfeld waar, maar daar weet ik niets meer van.
Ik weet nog wel dat er in 1981 sprake van is geweest dat hij mijn plaats bij Morbidelli zou innemen. Ik ben daar halverwege het seizoen opgestapt en kreeg voor de GP van Silverstone – inderdaad, die andere Grand Prix die Jack won – de oude Suzuki van Uncini. Het was de eerste keer dat seizoen dat ik de finish haalde, ik werd elfde. Ik ben weggegaan omdat die machine technisch gewoon niet in orde was en Giancarlo Morbidelli niet erg gemotiveerd was een oplossing te zoeken. Ik weet dat er toen gesprekken zijn geweest met Jack, maar waarom het niet is doorgegaan weet ik niet. Hij heeft het mij niet gevraagd, maar ik had het hem absoluut afgeraden.
De tweede plaats in de TT van Assen, achter Jack, zou het beste resultaat blijken dat Graziano Rossi in de 500cc behaalde. Eerder dat jaar werd hij derde in de GP van Italië op het circuit Santa Monica, zoals het circuit van Misano toen nog heette, op slechts een paar kilometer van zijn woonplaats Tavullia. Het was in deze GP dat Jack de start miste omdat hij zich had verslapen en te laat kwam voor de start, waardoor hij de grid niet meer op mocht. Dankzij die twee podiumplaatsen werd Rossi vijfde in het wereldkampioenschap van 1980.
Na de TT van Assen stond hij zelfs tweede en vormde hij een serieuze bedreiging voor de latere wereldkampioen Kenny Roberts, ware het niet dat het seizoen slechts acht races telde en Rossi in de resterende drie wedstrijden twee keer crashte. Aan de racecarrière van Graziano Rossi, van beroep onderwijzer, kwam een vroegtijdig einde toen hij in 1982 in de 200 Mijl van Imola zwaar crashte en een paar dagen in coma lag.
Jaren later zou Graziano’s zoon Valentino Rossi tien keer de TT van Assen winnen, in de 125cc, de 250cc en de MotoGP. Met Valentino’s zege in 1997 was het voor het eerst in de geschiedenis van de Grand Prixs dat een vader en zoon beiden een overwinning boekten op hetzelfde circuit. Ook Rossi junior rekent ‘Assen’ tot zijn favoriete circuits.