Interview Edwald Oude Huikink
Vierentwintig jaar moest Edwald Oude Huikink wachten om revanche te nemen op Meeuwenmeer, de bocht op het TT Circuit in Assen die hem tijdens een race in de Sport 500 klasse het lopen ontnam. “Het gevoel is niet te beschrijven. Je vergeet al je beperkingen en er telt maar één ding: racen op het circuit.”
Iedere motorcoureur weet dat de motorsport vol risico’s zit. Toch kun je daar niet bij stilstaan als je op de grid klaarstaat voor de race. Dat geldt in 1994 ook voor de uit Hengelo afkomstige Edwald Oude Huikink die op dat moment van start gaat in de vierde race van zijn nog prille ONK-carrière. Helaas ging het in de derde ronde, in het snelle Meeuwenmeer, mis. Bij het uitkomen van de bocht krijgt hij met een snelheid ver boven de 200 kilometer per uur een high-sider. Edwald probeert nog te corrigeren maar wordt van de Kawasaki 500 geworpen en belandt in de grindbak, gevolgd door zijn motor. Die raakt hem vol in de rug. “Ik besefte op dat moment niet wat er aan de hand was, maar van de baanofficials moest ik blijven liggen”, vertelt de inmiddels 51-jarige Edwald. “Het was net of mijn benen sliepen, ik probeerde ze nog wakker te maken door er tegenaan te slaan, maar dat hielp niet. Van de medische hulp kreeg ik meteen een verdoving toegediend en daarna raakte ik van de wereld.” Pas in het Groningse ziekenhuis wordt Edwald wakker. “Nadat er verschillende onderzoeken uitgevoerd waren kreeg ik te horen dat ik een dwarslaesie had. Na twee weken werd ik overgebracht naar het Roessingh Revalidatiecentrum. Daar werd ik totaal geleefd, maar het accepteren dat je nooit meer zult kunnen lopen is ontzettend moeilijk. Ik lag alleen op de kamer en had teveel tijd om over alles na te denken. Uiteindelijk besloot ik dat ik nog maar één ding wilde, en dat was dood. Het leven had op dat moment geen enkele zin meer voor me. Totdat ik een kamergenoot kreeg. Een jongen die zijn nek had gebroken toen hij van een keukentrapje was gevallen. Hij was samen met zijn vriendin hun nieuwe huis aan het verbouwen en had plannen om te gaan trouwen. Dat was voor mij wel een wake-up moment. Dan weet je dat het altijd erger kan.” Edwald lag ruim een jaar in het revalidatiecentrum om alles opnieuw aan te leren. “Je moet alles opnieuw leren, zelfs de meest simpele dingen die je eerder elke dag deed. Maar vooral het accepteren van je handicap, dat was echt het aller moeilijkste kan ik je zeggen. Het is een hel waar je alleen doorheen moet. Niemand kan je daarmee helpen, hoe graag ze ook willen. Mijn ouders, broer en vrienden bezochten me allemaal en vonden het super triest wat me overkomen was. Daar had ik echter totaal geen boodschap aan. Ik kon niks meer en zij gingen na het bezoekuur gewoon naar huis. Mij alleen achterlatend met al m’n opgekropte frustraties. Maar dat is ook iets waar je zelf uit moet zien te komen. Ik heb echt ontzettend veel steun gehad van iedereen, maar op dat moment besefte ik dat niet. Achteraf denk ik dat ik op dat moment heel egoïstisch ben geweest.”
Eenmaal thuis wil Edwald zo snel mogelijk terug op de motor. Koste wat het kost. Hij koopt een quad en een aangepaste kart waarmee hij bij de kartclub Oldenzaal fanatiek op de circuits kon rijden. Toch miste hij de snelheid. Dat verandert als hij in 2004 een aangepaste Kawasaki KFX700 ziet. De quad past perfect bij Edwald en hij besluit er ook een te kopen. Na wat aanpassingen, die hij laat uitvoeren bij Albert Lukens in Assen, kon zijn passie weer hervat worden. “Ik heb er tien jaar mee rondgereden. In 2012 ben ik, samen met 25 kameraden, naar de wedstrijden op Man geweest. Heel veel plezier heb ik met de Kawasaki gehad. Toch wilde ik op den duur weer eens wat anders, dus kocht ik een Can Am Spyder. Daar rij ik nog steeds mee rond. Ik kan er zo met de rolstoel inrijden. Super makkelijk!”
Maar ja, ook dit is weer een voertuig met meer dan twee wielen en ook hiermee kan Edwald niet het circuit op. Als hij op YouTube een video ziet van een Brit met dwarslaesie die dankzij enkele speciale aanpassingen met een motorfiets toch kan racen, is ook bij de Hengeloër het vuurtje weer springlevend. “Als hij dat kan, dan kan ik dat ook.” Met in zijn achterhoofd de wens ooit weer op het TT Circuit te kunnen racen, belt Edwald Hennie Lentink van het CRT op. “Ik vroeg of het mogelijk was om met mijn handicap weer te racen op Assen. Hennie was meteen enthousiast en had het al vaker gezien op andere circuits. Hetzelfde gold voor het TT Circuit Assen, die gaven me eveneens het groene licht. Op dat moment wist ik het zeker. Ik kon weer racen. Ik plaatste een bericht op Facebook en kreeg verschillende reacties. Uiteindelijk is het een Yamaha R1 geworden. Ik zag ‘m staan en dacht: die wordt van mij. Ook deze motor moest aangepast worden. Het schakelpedaal en de achterrem zijn verplaatst naar het stuur en de voetsteunen en op de kneesliders van mijn pak is klittenband gezet waarmee ik vastgemaakt kan worden aan de motor.” Na wat testen is het op 14 april jongstleden dan echt zo ver: Edwald mag het TT Circuit op. Een slapeloze nacht en langzaam voorbij tikkende uren later, is het eindelijk drie uur. In het bijzijn van zijn ouders en bekenden wordt Edwald door enkele vrienden op de motor gezet. “Het gevoel is niet te beschrijven. Zenuwen joegen door mijn lijf en alle ellende kwam weer naar boven. Even dacht ik: waar begin ik aan. Maar al snel nam de blijdschap de overhand. Ik kon even al mijn beperkingen vergeten en me helemaal focussen op het racen. Hier had ik al vierentwintig jaar op gewacht. Eindelijk mijn droom weer waarmaken.” Zijn ouders kijken ondertussen wat angstig toe, maar weten ook dat dit de grootste wens is van hun zoon. Met oud-coureur Bob Withag als voorrijder, trotseert Edwald het circuit weer. “Het ging vanaf het begin meteen super goed. Uiteraard denk je aan van alles. Vooral aan het niet vallen. Ik volgde Bob en ik merkte dat ik nogal rechtop de motorfiets zat. Net als toentertijd Boet van Dulmen dat deed. Het grootste probleem is om goed de Strubben door te komen. Dat was nog knap lastig kan ik je zeggen. De eerste keer Meeuwenmeer, heb ik het toch even rustig aan gedaan. Blijft toch de plek waar alle ellende is begonnen. Maar daar moet je niet te lang bij stilstaan. Dat kan ook niet, want je zit al bij de volgende bocht. Iedere ronde ging ik sneller en begon ik meer te genieten. Het waren misschien maar drie rondjes, maar ik heb er heel bewust van genoten. Al moet ik wel eerlijk zeggen dat ik door de emoties heen en weer werd geslingerd. Voor een normaal persoon die gewoon kan lopen is dit misschien wel onbegrijpelijk. Maar in de derde ronde ben ik zo hard mogelijk door Meeuwenmeer gereden. Als een soort wraak. Toen ik na drie ronden weer de pits in reed was ik rustig. Dat veranderde toen ik na afloop mijn moeder zag, toen kon ik mijn tranen niet meer bedwingen. Ik weet dat het haar enorm veel pijn doet, al gunt ze mij dat ook weer van harte. Het blijft je moeder. Mijn vader is daarentegen emotioneel heel kalm. Ik blijf toch altijd hun problemenkindje. Ze zijn nooit blij geweest dat ik überhaupt motor ging rijden. Als je dan ook nog een raceongeval krijgt en invalide wordt is dat wel heel erg. Maar ik heb mijn droom waar kunnen maken. Ik zeg dan ook altijd dat ik liever op het circuit sterf. Ik heb niets te verliezen. Niemand hoeft om mij te treuren. Ik heb geleefd en dat kan niet iedereen zeggen”.