Warmdraaien: Stuur de Niken niet automatisch het MP3-hoekje in
Aan lef heeft Yamaha het nooit ontbroken. Het merk durfde al vaak bijzondere stappen te zetten. Voor mij persoonlijk begon dat veertig jaar geleden met een FS1, zo’n bijna fragiele brommer die dankzij zijn roterende inlaat en een goed cilindertje zonder enige moeite de dubbele snelheid haalde dan wat onze wetgever voor ogen had bij het begrip bromfiets.
Niet veel later volgde er een YZ125 crosser – de eerste met mono-vering – en nog iets later een XS650, ook wel bekend als de meest Engelse motor uit Japan. Toen ik in dat verre verleden in de zijspancross verzeild raakte, werden die staande twin motorblokken van de XS650 een open boek voor me; uiteindelijk maakten we er een 880 cc (met Yamaha XT500-zuigers) of met een Duitse Hoeckle langeslag-krukas zelfs een 1.000 cc blok van…
Gedurfde modellen
Later, toen ik actief werd als motorjournalist, bleef Yamaha een vooraanstaande rol vervullen, niet in de laatste plaats door hun eigentijdse, gedurfde modellen. Zoals die genoemde XT500, maar ook de RD350-serie, de TDM, de FZ750 met zijn vijfkleps-cilinderkop en natuurlijk de YZF-R1, waarmee Yamaha in 1997 de door Honda met de Fireblade ingeslagen weg naar sportief motorrijden doortrok en nieuwe dimensies aan het motorrijden gaf. Oh zeker, elk merk had in die jaren een sportief topmodel, maar die eerste R1 was een adrenaline-kanon pur sang.
Klik hier om de volledige column van MotoPlus-hoofdredacteur Eric Bulsink te lezen.