Reizen Mexico
Er is bijna geen land op het Amerikaanse continent dat zo afwisselend is als Mexico: ruïnes van de Azteken en de Maya’s, tropische jungle, woestijnen met veel cactussen, koloniale steden, vriendelijke mensen en rokende vulkanen. En niet in de laatste plaats werkelijk geweldige wegen voor de motorfiets.
Met verrassend weinig kracht drukt de douanier acht stempels op dubbel zo veel papieren en heet ons welkom in Mexico. Mexico, jarenlang hebben Nico en ik deze reis voor ons uitgeschoven in verband met de drugsoorlogen in dit land, die steeds weer het nieuws domineerden. Aan de andere kant hoorden we van anderen die er waren geweest weer mooie verhalen. En deze deden ons uiteindelijk besluiten om zelf eens een kijkje te gaan nemen in het land van de Maya’s, macho’s en mythes. Gedurende de eerste kilometers ziet het er net zo uit als aan de andere kant van de grens, in Guatemala. Al eeuwenlang bewerken de Maya’s hun land, telen maïs en bonen, houden koeien en schapen en leven in Spartaanse huisjes. Ze hebben betere tijden gekend, maar dat is al heel lang geleden. Meer dan duizend jaar geleden waren er gedurende het bloeitijdperk van het rijk der Maya’s grote steden zoals Palenque. De grijze ruïnes van deze stad liggen verscholen in de ondoordringbare jungle van Chiapas, en plaatsen archeologen nog steeds voor raadsels. Waarom ging de zo hoog ontwikkelde Mayacultuur ten onder? Wat betekenen hun complexe lettertekens? Hoe waren zij in staat om complexe astronomische fenomenen zoals zons- en maansverduisteringen zo precies te voorspellen? Niemand weet het, maar dat verhoogt alleen maar de magie van dit oord waar wij bijna helemaal alleen doorheen trekken in de motregen.
De weg vanaf het tropische laagland omhoog naar de hoogvlakte is rijk aan bochten. Het is geweldig. Tweeduizend hoogtemeters hebben we nog te gaan en rechtdoor rijden is er bijna niet bij. Motorrijden in februari kan een waar genot zijn. Af en toe worden we gekweld door langzaam rijdende vrachtwagens. En door topes, dwars over de rijweg liggende betondrempels die worden geserveerd in de meest uiteenlopende uitvoeringen. Een enorm op de zenuwen werkende Midden-Amerikaanse specialiteit. De onschuldige, laten we ze de ‘derde versnelling topes’ noemen, zijn vlak en duidelijk zichtbaar. Andere zijn zelfs tweewielervriendelijk en hebben in het midden een opening van een bandbreedte. Goed mikken vergroot de kans om er ongedeerd doorheen te komen in de tweede versnelling. Dan zijn er echter ook nog de ‘eerste versnelling topes’, gemene exemplaren van een gehalveerde betonpijp, die alleen stapvoets zonder schade te bedwingen zijn. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de achterbakse, grijs gecamoufleerde, vaak in de schaduw van bomen rondhangende, op verse slachtoffers wachtende exemplaren. Hoewel niet druk, hoor je toch heel vaak luidruchtige vloeken, menig autorit eindigt hier voortijdig.
Als we aankomen in San Cristóbal hebben we de eerste honderd topes zonder schade weten te overwinnen. Een toverachtige koloniale stad met pastelgekleurde oude huizen in het koele klimaat van het hoogland. Krasse VW-kevers, het worden er steeds minder, denderen over de straatstenen terwijl bont geklede indianenvrouwen naar de markt snellen tijdens de zonsopgang. Later komen daar de toeristen nog bij die zich een cappuccino en eclairs kunnen veroorloven in een van de lunchrooms aan de schaduwrijke plaza. Een plek waar je je lekker voelt.
Verder in westelijke richting gaat het alleen nog maar bergaf, 2.400 meter tot aan de Stille Oceaan, die ons begroet bij een zwoel temperatuurtje van 33 graden. Maar al gauw komt er wind opzetten. Een fikse storm van 8 Beaufort, met angstaanjagende windstoten, die ons onder een flinke hellingshoek dwingt op de verder kaarsrechte autoweg. Geen wonder dat er hier wel honderd windmolens met hun wieken staan te draaien en schone stroom produceren. Het waait hier altijd. Eindelijk verandert de MEX 190 van richting en gaat de bergen in. De nachtmerrie is eindelijk voorbij. Een behoorlijke 210 kilometer lang rijden we gestaag bergopwaarts tot Oaxaca, onze dikke eencilinders dreunen weldadig meter voor meter door de bochten omhoog. Vanaf de groene palmen aan de oceaan tot aan de reusachtige cactussen die het landschap in de droge bergen domineren. Stenen en zand, rode aarde vol barsten en scheuren, knoestige dennenbomen en winterse kale akkers wachten op ons in het hoogland. Ontspannen rijden we door tot Mitla, waar we met ontzag de tweeduizend jaar oude moerascipressenboom El Tule bewonderen, met een doorsnee van 14 meter en takken zo dik als een eikenstam. Indrukwekkend!
En dan Oaxaca. De lelijke buitenwijken zijn moeizaam en vol met files, maar we vinden een leuk hotel met een binnenplaats voor onze motorfietsen, dat maar enkele meters is verwijderd van de plaza, de Zócalo. Het grote plein is een oase midden in de oude stadskern. Grote laurierbomen verzorgen schaduw en onder de hoge gewelven van de huizen bevinden zich vele gezellige cafés. Op de bankjes zitten verliefde stelletjes en er flanneren señora’s in de avond op bizarre hooggehakte pumps. Latino’s met verkooptabletten hebben sigaretten, zoetwaren en koekjes in hun assortiment, schoenpoetsers polijsten zwart lederwerk, kinderen staren naar reusachtige trossen bontgekleurde luchtballonnen en een groep campesino’s demonstreert luidruchtig voor haar rechten. Urenlang zitten we er gewoon alleen maar, genietend van het Mexicaanse leven dat zich voor onze ogen afspeelt.
Onze reis gaat verder naar de Orizaba, de hoogste berg van Mexico. De MEX 135 blijkt een volgende fantastische weg te zijn, met amper ander verkeer, andere steden en topes. Daarvoor in de plaats wel een buitengewoon korte bergspoorweg door de droge bruine eenzaamheid. De 5.760 meter hoge vulkaan imponeert door zijn grootte en wonderschone vorm. Een kleine gletsjerkap versiert de top van de berg. We rijden om de vulkaan heen over een piste met veel uitkijkplaatsen, pakken een 3.200 meter hoge bergpas mee en zetten dan koers richting zijn beroemde broer, de Popocatépetl, die zich verstopt in de ondoordringbare smog van de metropolen Mexico City en Puebla. Pas tijdens de zonsondergang komt de rokende ‘Popo’ eindelijk tevoorschijn en laat zijn diepzwarte contouren zien aan de rode avondhemel.
Op de kaart ontdekken we een dunne grijze lijn, die zich kronkelend een weg baant precies tussen de vulkanen Popo en Itza door. Deze weg moeten we proberen. Het navigatiesysteem stuurt ons de grote stad Cholula uit, precies naar de juiste weg die gauw van asfalt overgaat in gravel. Denderend stuiven we door het dichte dennenbos bergopwaarts. Het dennenbos ruikt heerlijk. De lucht wordt dunner en koeler, de hoogtemeter geeft een hoogte aan van 3.690 meter als we de motoren op Paso de Cortés parkeren. Waarom geeft men deze mooie bergpas de naam van de Spaanse conquistador die het rijk der Azteken overviel, plunderde en tienduizenden indianen van kant maakte? Omdat hij in 1519 deze bergpas overstak na het bloedbad van Cholula. Maar eigenlijk doet de naam er helemaal niet toe, het landschap is daar gewoonweg te overweldigend voor, de lucht te adembenemend dun en de flink rokende Popo te vlakbij.
In het westen flakkert de ondoordringbare smog over de megastad Mexico City met twintig miljoen inwoners. We weten zeker dat we daar niet heen willen en rijden zo goed als het kan om de metropool heen en duiken uiteindelijk weer de uitgestrektheid van het heuvelige hoogland in. We rijden onder een wolkeloze hemel met een aangenaam temperatuurtje van 26 graden, de route loopt grotendeels rechtdoor, waarbij onze teller een snelheid van 90 kilometer per uur aangeven. We laten de motoren gewoon rollen. Urenlang, het lijkt wel op een meditatiesessie. Totdat we San Miguel de Allende bereiken en spontaan verliefd worden. Op de mooie oude levendige stad met pastelgekleurde koloniale huizen en de met grove klinkers geplaveide straatjes, gezellige cafés en de ontspannen sfeer. Zelfs van de vele gepensioneerden uit de VS die hier overwinteren, heb je geen last.
Het wordt tijd om weer meters te maken. Nico’s terugreis per vliegtuig vanaf San Diego nadert en het is niet mogelijk om deze om te boeken naar een later tijdstip. We zetten koers richting de Stille Oceaan, maar moeten absoluut nog even stoppem bij de meest actieve vulkaan van Mexico, de 3.900 meter hoge Colima. De bergtop wordt gesierd door een continu groeiend lavagewelf, waarvan altijd weer grote gloeiende brokken afbreken. Deze rollen dan vervolgens in een ware stoflawine de kale berghelling af naar beneden. Af en toe stoot de vulkaan lichtgrijze wolken uit. Fascinerend. En veel spannender dan de saaie kustweg MEX 200 die we achthonderd kilometer lang volgen door een weelderig groen landschap tot aan Mazatlán. Daar wordt ons geduld gelukkig beloond. We nemen de oude weg naar Durango, misschien wel het beste stuk weg van Mexico voor motorrijders. Vanaf een hoogte van 100 meter rijden we door 130 bochten tot een hoogte van 2.800 meter. Grandioze uitzichten over de in de hittedamp flikkerende bergketens van de Sierra Madre Occidental. Af en toe balanceert de weg over de bergkam, waar het aan beide kanten zomaar duizend meter steil naar beneden gaat. Een adembenemende route met geweldige panorama’s.
Na zo veel euforie wordt ons geduld vanaf Durango weer op de proef gesteld. Twee dagen lang saai hoogland, een bleekgroene oneindige vlakte, het langste rechte stuk meet 120 kilometer. Het noorden van Mexico kent weinig wat dat betreft maar bar weinig hoogtepunten. De topattractie is de Barranca del Cobre. Vanaf de beroemde uitkijkplaats nabij Creel ziet de 1.800 meter diepe koperbergkloof er heel leuk uit, maar ook niet meer dan dat. Pas de spectaculaire route met serpentines, die zich diep de canyons in stort naar Batopilas, openbaart de overweldigende dimensies. We zijn weer eens sprakeloos.
En nog lang niet in San Diego. Nog 1.700 kilometer te gaan. Amper te geloven, maar het wordt nog eenzamer. De veelal onbeduidende plaatsjes zijn we meestal al vergeten nog voordat ze zijn verdwenen uit de achteruitkijkspiegel. We krijgen steeds meer woestijngebied te verduren. Op een gegeven moment wordt het zelfs voor de reusachtige cactussen te droog en is er uiteindelijk tot aan de Golf van Californië alleen nog maar woestijnzand. Onbeweeglijk ligt de zee in de zanderige baaien, over de zoutmeren flikkeren fata morgana’s. Eindelijk zijn we bij de grens. Vanaf Arizona komen donkere wolken op. Echter komt de koude douche van voren en niet zoals verwacht van boven. De Amerikaanse grensbewakers willen ons niet binnen laten. Ze vinden ons verdacht, we hebben geen visum en komen over land uit Costa Rica. Drie uur lang houden ze ons vast terwijl zonnebril dragende haantjes naar drugs, wapens en dollars zoeken. We worden ondervraagd. Moderne inquisitie. Nog nooit hebben we een dergelijke mix meegemaakt van arrogantie en onwetendheid. Niet aan de voormalige grens van de DDR en ook niet in donker Afrika. De macho’s vinden natuurlijk niets en stempelen uiteindelijk onze paspoorten af. “Welcome to Gods own Country!”