MotoGP rijdercoaches
Wilco Zeelenberg zette een trend toen hij bij Yamaha als rijderscoach met Jorge Lorenzo ging werken. Tegenwoordig is de rijderscoach een gangbaar fenomeen. De ene is in dienst van de coureur, de andere van een team, maar hun taak is hetzelfde: de coureur beter maken. En het zijn zeker niet de minste rijders die gebruik maken van een coach. “Juist bij hen gaat het om de details.”
Dat hij de trend heeft ingezet, toen hij in 2010 met Jorge Lorenzo ging werken bij Yamaha, vindt Wilco Zeelenberg wel iets om trots op te zijn. Oorspronkelijk was Zeelenberg teammanager en in die hoedanigheid ging hij tijdens de trainingen langs de baan kijken wat zijn coureur deed, wat anderen deden en wat Lorenzo anders zou kunnen doen. “Een coureur heeft zelf niet de gelegenheid om te zien wat anderen doen in een bepaalde bocht en hoe dat hem zou kunnen helpen. Door langs de baan te gaan kijken, kan ik hem die informatie wel geven. Samen gaan we er dan vervolgens mee aan de slag.”
Juist bij de meer ervaren coureurs voegt een rijderscoach iets toe, meent Zeelenberg (51; 1 GP-zege). Zeker als die coach zelf ook heeft geracet. “Bij hen gaat het om de details. Nét iets anders een bocht insturen, een paar centimeter meer naar links of naar rechts, iets eerder of later schakelen, kan een groot verschil maken in de rondetijden. Je hoeft een rijder niet te veranderen, maar je moet iets toevoegen aan wat ze al kunnen. Doordat ik als oud-coureur weet wat er in de helm gebeurt en wat de rijder voelt, kan ik ook de vertaalslag maken naar de techniek en adviseren in de afstelling. In de briefing met de monteurs bijvoorbeeld, die juist weer meer bezig zijn met de data en de afstelling van de machine. ‘Bedoel je soms dat en dat?’ Voor de rijder is het belangrijk om te weten dat hij niet de enige is die informatie geeft. Jorge had die bevestiging nodig.”
Zeelenberg koos er bewust voor om niet met Lorenzo mee te gaan naar Ducati, maar om bij Yamaha te blijven en met een nieuwe coureur (Maverick Viñales) aan de slag te gaan. “Dat was een nieuwe uitdaging voor mij”, vertelt hij. “De belangrijkste taak van een rijderscoach is proberen het beste uit de coureur naar voren te halen. Wat voor Jorge werkte, werkt niet per definitie ook voor Maverick. Ik moest zeker in het begin goed kijken naar wat hij nodig heeft en uitvinden wat hij prettig vindt. Jorge wilde op elk moment van de dag alle details weten. Maverick heeft liever minder details, maar wel specifieke informatie op bepaalde momenten.”
Lorenzo werd mede dankzij Zeelenberg drie keer wereldkampioen in de MotoGP. Dat feit bleek ook voor anderen genoeg reden om ook een rijderscoach in de arm te nemen. Valentino Rossi behaalde zijn zeven MotoGP-titels zonder rijderscoach, maar heeft er sinds vorig jaar wel eentje, in de persoon van Luca Cadalora (54, 34 GP-zeges). De twee kennen elkaar al lang en hebben zelfs nog samen gereden: in 2000 reed Rossi zijn eerste seizoen 500cc en Cadalora zijn laatste.
In de winter van 2016 vroeg Rossi of Cadalora zin had om mee te gaan naar de test op Phillip Island. “Ik was verrast, maar het leek me geweldig. ‘Dan gaan we samen wat proberen’, zei hij toen. Ik stond in Phillip Island langs de baan om dingen waar te nemen. We hebben daarna gepraat en blijkbaar had hij daar iets aan.”
De chemie tussen Cadalora en Rossi is die van twee oude rotten onder elkaar. Cadalora was als coureur al veel bezig met techniek. Dat komt hem nu van pas in de begeleiding van Rossi, al is dat niet waar ze over praten. Dat hij zelf al een tijdje niet meer racet, maakt niets uit. “De motoren zijn veranderd, maar een motor is nog altijd een motor. En wat toen belangrijk was, is dat nu nog steeds. Ik hoef Vale niets te leren. Integendeel: ik zie hem dingen doen, waarvan ik denk ‘als ik het zo had gedaan, zou ik betere resultaten hebben behaald’. Elke rijder heeft een eigen benadering en is ergens sterk in. Dat moet je goed beseffen als je met iemand gaat samenwerken. Hij is wie hij is. Ik weet ook niet waarom ik dingen kan zien en zeggen waar Valentino wat aan heeft. Het iets wat je voelt. Ik kan zien of iemand zich op de motor op zijn gemak voelt. In gesprekken gaat het dus over wat ik zie en wat hij voelt. En hoeveel data teams tegenwoordig ook hebben, dat soort dingen vind je niet terug op een computerscherm. Getallen vertellen niet altijd het hele verhaal.”
Minstens de helft van de waarde van een rijderscoach zit in het mentale aspect, meent Sete Gibernau (44, 9 GP-overwinningen waaronder de TT van Assen in 2003). Na jaren niet op de circuits te zijn geweest, dook hij in de voorbereiding op het seizoen 2017 ineens op in de pitbox van Dani Pedrosa bij Honda. “Maar ik zie mezelf niet als rijderscoach. Ik ben een vriend”, zegt Gibernau, die menig duel uitvocht met Valentino Rossi voordat hij in 2009 definitief afscheid nam als actief coureur. “Mijn belangrijkste taak is ervoor te zorgen dat Dani goed in zijn vel zit. Wie gelukkig is en zich prettig voelt, zit beter op de motor en alleen als je met plezier op de motor zit, kun je resultaten behalen. Bij Dani is dat heel belangrijk.”
Als oud-coureur kent Gibernau het klappen van de zweep. Net als Pedrosa zat hij dicht tegen een wereldtitel aan, maar behaalde die net niet. “Ik weet welke fouten ik zelf heb gemaakt en ik weet hoe ik aan mijn successen ben gekomen. Winnen en succes zijn niet per se hetzelfde, maar je hebt er wel dezelfde ingrediënten voor nodig. Als je talent hebt, en goed in je vel zit, en een beetje geluk hebt, kun je winnen. Als ik kan bijdragen aan een paar van die ingrediënten en daarmee Dani kan helpen, is het voor mij al geslaagd.”
Stefan Prein (52, 1 GP-zege) is het daar wel mee eens. De Duitser is fulltime rijderscoach bij Marc VDS, waar hij vier rijders onder zijn hoede heeft: Jack Miller en Tito Rabat in de MotoGP en Franco Morbidelli en Alex Marquez in de Moto2. “Het psychologische, mentale aspect is heel belangrijk. Ik ben voor 60 procent mental coach en voor 40 procent rijderscoach. Ik zie soms coureurs worstelen, omdat ze er zelf niet in geloven. Dan moet ik ze dus eerst dat vertrouwen geven, zonder ongeloofwaardig te worden. Het heeft geen zin om tegen Tito te zeggen dat hij wereldkampioen in de MotoGP kan worden, want dat gaat niet gebeuren, laten we eerlijk zijn. Maar als een top 10-klassering haalbaar is, moet ik hem daar ook in laten geloven. Iedere rijder heeft een limiet; het is mijn taak ze naar die limiet te brengen en vervolgens de limiet te verleggen.
“Dat is wel belangrijk: het zijn jongens die al wereldtitels hebben behaald en meer hebben gewonnen dan ik ooit heb gedaan. Ik ben de stuurman aan de wal: wie ben ik, met mijn ene Grand Prix-zege uit 1991, om een coureur die voor een kampioenschap vecht, te vertellen wat hij goed of fout doet? Waarom zou zo’n gast iets van mij aannemen? Dat vertrouwen ontstaat alleen maar als de rijder duidelijk is, dat ik zie wat hij zelf niet ziet. Wat hij daar vervolgens mee doet, is zijn beslissing.”
Zoals Zeelenberg in dienst is van Yamaha, zo is Prein in dienst van het team-Marc VDS. Maar Zeelenberg is verbonden aan één coureur en Prein heeft een kwartet. “Mijn filosofie is: we investeren belachelijk veel in de techniek en de machines, maar de rijder is de factor die het verschil maakt. Die is het belangrijkste, dus moeten we daar in investeren. Teameigenaar Marc Vanderstraten en teammanager Michael Bartholemy delen die filosofie. Ik ben er dan ook meteen vanaf het begin van het team in 2010 bij betrokken. Ik kijk ook niet alleen langs de baan naar de lijnen die ze rijden, ik ben er altijd voor de rijders. Dag en nacht als het moet, 24/7. Juist buiten het circuit bouw je een band op en leer je een rijder kennen.”
Zeker met vier rijders is het wel van belang om goed te begrijpen wie wat nodig heeft, want ieder van hen verdient evenveel aandacht. Het is multitasken keer vier. Prein heeft niet alleen te maken met vier totaal verschillende karakters en twee verschillende klassen, zijn rijders hebben ook allemaal andere doelen en die zijn ook weer aan voortdurende verandering onderhevig. Bij Franco Morbidelli stond dit seizoen alles in het teken van de wereldtitel in de Moto2, bij Jack Miller draaide alles om fit worden en blijven, niet vallen en constant worden. “De eerste zege was de doorbraak bij Franco. Dat was ook het eerste doel. Maar vanaf dat punt ga je verder, want dan moet je zorgen dat hij dat niveau vasthoudt. Druk is er altijd, maar elke wedstrijd is die anders. De ene keer is het een kwestie van naar een zege toewerken, de andere keer is het een kwestie van zo min mogelijk punten verliezen. Elke week is een stap in een groter geheel. Zorgen dat de coureur op het juiste moment de juiste stappen zet, óók in het heetst van de strijd, is de grootste uitdaging die er is.”