Hugo Pinksterboer – zijspan
Alsof de duvel ermee speelde: koud een paar weken nadat ik mijn oude Volvo 850 verkocht, kreeg ik niet een maar twee uitnodigingen om met mijn drumstel op te komen draven. En nog voor de nood heel hoog werd, diende de redding zich al aan. In tweevoud, ook.
Om te beginnen was er natuurlijk die vriendelijke overbuurman die ik in de maanden dat ik hier woon toch al zeker drie keer sprak. Die derde keer stelde hij vast dat mijn auto weg was, om in een adem door aan te bieden dat ik de zijne natuurlijk altijd kan lenen. Mooi, van die culturen waar gastvrijheid met grote letters geschreven wordt. Toch wilde ik het liever zelf opknappen, natuurlijk. Is dat gevoel van vrijheid en onafhankelijkheid niet een van de clichés waarmee motorrijders hun hobby altijd aanprijzen? Dus keek ik nog eens naar mijn nogal minimalistische zijspan. Dat moest lukken. Ik haalde het zeiltje van de bak, trok de zitting en de rugleuning eruit, en zag wat er kon: twee trommels en de snaredrum in het bakkie, alle statieven en pedalen achterin, de bassdrum met een set goede spanbanden op de achterklep en mijn tas met bekkens als horizontale passagier achterop de buddy.
Dat laatste beviel het slechtst. Zo’n tas meet makkelijk 60 centimeter en dat laat voelbaar weinig ruimte voor een chauffeur met al zijn loshangende onderdelen. Die bekkens verhuizen volgende keer dus naar een plek op het zeiltje waarmee ik de bak afdek. De oogjes voor het bagagenet heb ik er de dag na die gig al opgezet. Da’s het grote voordeel van een zijspan op leeftijd, zeker als het ding nooit een restaurateur als eigenaar had: je zet er gewoon een boormachine in, en drie minuten later zijn je bagagemogelijkheden weer riant toegenomen. De aankomst bij die Amsterdamse kroeg zal ik niet meer vergeten. Komt er een man met een motorjas en een helm binnen met de melding dat hij de drummer van de band is.
Natuurlijk wil mijn dochter liefst ook een zijspan met een bak met een raam, een dak en wifi, maar wel met de nadruk op óók. Deze oude blauwe wil ze zeker niet kwijt. Zo leuk als luxe kan zijn, zo leuk vind ze ook het absoluut ontbreken ervan. Met je snuit voluit in de wind, alweer, en overal bekijks. Bovendien kan ik deze oude R80 met z’n nog geen halve meter smalle Squire-bak overal kwijt. Zelfs in die dichtbevolkte Amsterdamse Westerparkbuurt, met overal paaltjes, fietsen en auto’s, vond ik een plekje op de stoep, tussen een parkeerplaats en een glasbak, recht tegenover de kroeg des onheils. Was de bassist toch mooi z’n hele onkostenvergoeding aan parkeergeld kwijt, terwijl ik alleen m’n benzine ervan moest betalen. Daar lust dat blok best een slok van, overigens. Dertig jaar terug werd er aanzienlijk minder aandacht besteed aan maximale efficiëntie en minimaal verbruik. Waar je tegenwoordig uit 800 cc vrolijk 100 pk of meer en een verbruik van 1:15 of minder mag verwachten, doet dit brave beestje het met de helft aan vermogen en kom je met een liter slechts een kilometer of elf verderop. Na een tijdje.
Dorstig ding met weinig vermogen dus, en met remmen waarvan je hooguit kunt zeggen dat je er langzaam langzamer door gaat rijden. Mag je er met zo’n scheve driewieler bovendien niet in als er een inrijverbod voor auto’s geldt, maar ook niet bij een vergelijkbaar bord voor motoren. Bij regen wordt je net zo nat als op twee wielen en bij een file sluit je achteraan aan. Wat is dan toch de lol? Simpel. Het feit dat ik voor nog geen twee tientjes verzekering en belasting per maand een machine heb waarmee ik behalve mijn kind ook haar vriendinnetje kan vervoeren, waarmee we regelmatig weekenden weggaan, compleet met vierpersoons tent, tafel, stoelen en een complete keukenuitrusting, en waarmee ik dus ook als autoloos drummer fluitend door het leven kan. En als dat allemaal niet mee hoeft? Dan is het een motor waarmee die fascinerende tweewielerdans van middelpuntvliedende – en zwaartekracht plaatsmaakt voor het net zo fascinerende gevoel van het besturen van zo’n asymmetrisch apparaat. Waarmee je langzaam ontdekt hoe je in rechterbochten dat bakkie heel beheerst omhoog kunt laten komen. Waarmee je nooit omvalt, maar waarmee op snelheid bochten rijden toch een heel stuk lastiger is dan op twee wielen. Dus dat zijspan blijft. Ook in de file en in de regen. Moet ik alleen nog ’s bedenken hoe ik in dat laatste geval die bassdrum drooghoud.