Vakantieherinnering
De Limousin. Er komen dikbilkoeien vandaan. Voor de rest is er bos en verlatenheid. Het asfalt is er prima onderhouden en de bochten liggen er pervers bij. Niet alle Eurogelden gaan naar Wallonie, wat men er ook van zegt. Tegen vieren vonden we een zwaar gesubsidieerde, nagelnieuwe Camping Municipal. Die was aangelegd om het toerisme en de werkgelegenheid te bevorderen. De campingbazin deed haar job met behoudt van uitkering. En wij waren de eerste toeristen die ze zag. Na de tentenopzetterij namen we een douche, deden een dutje en gingen het dorp in. Daar was een soort van café-restaurant.
De uitbaatster moest eind 1945 beeldschoon zijn geweest. Nu was haar bloemenjapon verfletst, haar kapsel dood geblondeerd en ze had een peuk die aan haar onderlip vast gegroeid leek. Ze leek opgemaakt met een verfroller en viltstift. Er kwamen inboorlingen binnen. Oudere mannen. Ze schoven aan aan de bar en bestelden met een dappere regelmaat. Met alweer een verse sigaret op de onderlip kwam Blondie vragen of we wilden eten. Ze noteerde de bestellingen, bracht vast een fles rood en verdween achter een rookwolk uit beeld.
De tijgers aan de bar bedienden zich nu zelf in een verrassend hoog tempo. Na verloop van tijd kwam de gastvrouw met een zo goed als nieuwe sigaret in de mond het eten opdienen. Ze bewees dat niet elke Française een geboren kokkin is. Maar misschien hoorde het lokale rundvlees wel wat geblakerd te zijn en houden de bewoners van de Limousin gewoon van ongare frieten. De huiswijn was prima. We zaten al aan de tweede fles.
Aan de bar ontstond een ruzie. De drinkers waren vergeten de drankscore bij te houden. De restauranthoudsters noemde haar klanten ‘kerels van niks’. De kerels van niks noemde hun gastvrouw ‘luie ouwe koe’. Ons nieuwbakken Horecaslagschip ankerde voor de deur en liet haar klanten niet vrij voor dat ze betaald hadden wat zij vond dat er betaald moest worden. Ze nam daarna even twee sigaretten pauze en kwam nadampend op ons tafeltje af. ‘Ça sont tous des cons. J’en ai marre! Et je vous prie de partir aussi!’
Ach, na zo’n dag sturen wilden we het toch al niet te laat maken. En blijkbaar hoefde weggestuurde klanten niet te betalen ook. We koersten tevreden en op gegist bestek naar onze camping waar ondertussen een stel Nederlanders met een caravan waren geland. In de Limousin, onze Limousin! We negeerden ze want op vakantie moet je geen landslieden treffen.
Onder een snel donker wordende, met sterren bespikkelde en door sattelieten doorkruiste hemel staken we er nog eentje op, veranderden we de fles wijn in een wijnfles en sneden we met kalme vreugde nog een paar stukken kaas af. Dat doet het altijd goed bij de wijn. ’s Avonds laat kwam onze gastvrouw wat huilerig haar excuses maken. Ze vertelde over de mannen in haar leven.
Ze had blijkbaar nog al wat vergelijkend warenonderzoek gedaan. Mannen? “Tous des cons!” We deelden haar herrinneringen en onze whisky en droge worst. Een troosteloos sjokkende colonne aan foute mannen kwam voorbij. Maar we namen afscheid als vrienden voor het leven.