+ Plus

Reizen IJsland

Eenzame woestijnen in Europa? Urenlang ‘pistesurfen’ over stoffige wegen? Gigantische watervallen, gletsjers, geisers, vulkanen en wilde landschappen? Dat is IJsland. Het belooft een unieke outdoor-belevenis te worden.

De zon staat aan een diepblauwe wolkeloze hemel en schijnt neer op een kaal en verlaten zwartbruine woestijn. Kleine stoftornado’s wervelen door de zinderende lucht. Een fata morgana spiegelt een niet aanwezige zee voor. Twee allroads trekken lange stofwolken achter zich aan en denderen over een grijze zanderige piste. Waar we zijn? In de Iraanse woestijn Lut? In de Negev in het zuiden van Israël? Nope, dit is de IJslandse woestijn Vikursandur. Niet minder spannend dan andere woestijnen, maar met een klein verschil. Aan de horizon is namelijk een reusachtige witte berg de magische blikvanger: de Vatnajökull, een gletsjer ter grootte van Corsica.
Aan de noordelijke rand rijst de Kverkfjöll naar de hemel, een bijna tweeduizend meter hoge vulkaan. Een gletsjertong vol spleten vloeit naar beneden en eindigt in het zwarte zand van de woestijn en brengt daar een wilde rivier voort, de Jökulsa á Fjöllum. Precies daar zetten Birgit en ik onze rode tent op, het enige gekleurde plekje wijd en zijd. Rond een uur of elf in de nacht beklimmen we een oude krater en zijn sprakeloos door het uitzicht. Wow! Het is niet te bevatten hoe ver het zicht reikt. In het noorden de brede rug van de vulkaan Askja, ietwat verderop de markante Herðubreið en daarvoor de zwarte woestijn waarover de wind gordijnen van kleine zand- en stofdeeltjes opdrijft, die oplichten in het tegenlicht van de middernachtszon. IJsland is anders. IJsland is uniek. Het meest dierbare land voor diegenen die houden van zulke onaangeroerde landschappen. Vaak verblindend mooi maar op andere momenten ook weer pijnlijk afwijzend, zelden onverschillig en meestal zeer emotioneel.
De zon duikt eind juni amper twee uurtjes weg achter de horizon en jaagt ons al om drie uur in de ochtend uit onze verwarmde tent. IJsland is veel te intens om het allemaal te missen. De piste F902 over het hoogland vergt het een en ander van ons. Scherpkantige lavastenen, onduidelijke sporen door diepe zandpassages, enkele verfrissende voorden en geestdodende golfplaatprofielen. De motoren hebben er verder weinig last van, maar wij wel. Maar ook daarom zijn wij hier en we zijn blij dat op zulke pistes het kaf van het koren wordt gescheiden. Er zijn niet velen die het aandurven om met de motor het eenzame en veeleisende hoogland in te gaan, maar in de plaats daarvan over de geasfalteerde ‘IJslandsnelweg’, de ringweg, een ronde over het eiland rijden en zo dan ook het hart van het land aan zich voorbij laten gaan. Een doodzonde bijna!

Dagen later zijn we bij de Mývatn. De woestijn is verleden tijd, even geen zand. Hier is alles intens groen, een idyllisch plekje met camping en een dorp genaamd Reykjalið. Het is de hoogste tijd voor ontspanning. Voor het dure hotel staan drie brandschone, reusachtige adventures met maximale uitrusting. Op de aluminiumkoffers plakken de stickers met de tekst ‘Expedition Island’. Vol trots berichten de piloten over hun twee weken durende tocht over de ringweg, ze mopperen over het ruwe asfalt dat het rubber wegvreet van hun noppenbanden. Toen we 28 jaar geleden voor het eerst op IJsland waren, met de XT500 en de R80G/S, kwamen we amper motorrijders tegen op de ringweg. Ze waren allemaal onderweg in het hoogland. Vandaag de dag is het klaarblijkelijk omgekeerd, tijden veranderen.
De wegen ook. We rijden bijna zwevend over een spiksplinternieuw wegdek naar de Dettifoss, de machtigste waterval van het continent. Over een breedte van honderd meter stort zich de Jökulsá á Fjöllum in een 44 meter diep ravijn. Een donderend inferno van bruin water, oorverdovend en adembenemend. Overweldigend vooral. Enkele uren later zijn we in Husavik, een van de weinige steden in het noorden en gezegend met tweeduizend inwoners. Wie naar Husavik gaat, wil maar een ding: walvissen zien. Nergens in Europa kan dit op zo’n eenvoudige manier. Met een Náttfari, een beeldschone historische eikenhouten kotter, tuffen we de Atlantische Oceaan op. De hoge golfen zorgen voor een geprikkelde maag, het lijkt wel een ritje in een achtbaan. Maar een ontmoeting met meerdere bultruggen is de beloning. En we zien ze wel van héél dicht bij. Wat een belevenis. Zoiets vergeet niemand ooit, maar het geeft je tegelijkertijd toch ook stof tot nadenken. IJsland negeert namelijk het verbod op de walvisvangst. Nog steeds worden de vreedzame reuzen van de oceanen vermoord en hun vlees voor een schijntje geëxporteerd naar Japan.
We volgen de kust tot aan de Westfjorden. Het is koud en zonnig, diep hangende nevelwolken breken op de bergen. We rijden met een ontspannen tempootje van 80 kilometer per uur, de ééncilinders tokkelen in een gelijkmatig ritme. De weg is bijna vrij van verkeer en slaat geen enkele van de vele fjorden over. Fjord in, fjord weer uit. De weg is in totaal 170 kilometer lang tot aan de plaats Ísafjörður, en dat terwijl er hemelsbreed maar 40 kilometer wordt afgelegd. Daarbij hebt je altijd een prachtig uitzicht op de bijna duizend meter hoge bergen die tot eind juni nog onder een diepe laag sneeuw verborgen liggen. Een monumentaal decor.
We rijden over steengruisrijke bergpassen met veel uitkijkpunten, langs de wonderbaarlijke waterval Dynjandi, uiteindelijk naar het westelijkste puntje van Europa. Vier huizen, een kleine kerk, een prachtig strand zonder mensen en een grasveld om te kamperen, dat is Breiðavik. De piste eindigt gewoon aan de rand van de Látrabjarg, een 400 meter hoge verticale rotswand die oprijst uit de Noordelijke IJszee. De wand wordt bevolkt door papegaaiduikers, drieteenmeeuwen en zeekoeten die hier hun kroost grootbrengen. Een waardig eindpunt van het continent.

Dagen later bevinden we ons weer in het hoogland, denderen over het langdradige noordelijke stuk van de hooglandweg Kjölur. Een golvende grijze leegte. Maar uiteindelijk lonkt daar een van de mooiste geothermische gebieden, Hveravellir. Ondoorgrondelijke diepten, helder water kookt in blauwe gaten, er zijn kleine geisers en borrelende modderputten, daar tussenin is er dan ook nog bloeiend wollegras. Naast de berghut is er een ‘hot pot’, een klein waterbassin met heet water, waarin wij nog rond middernacht al onze ledematen opwarmen bij een fris temperatuurtje van -2 graden. IJslanders zijn gek op hun ‘hot pots’ en slijten graag hun tijd in het hete water. Ondertussen genieten, discussiëren en filosoferen ze. Een stelletje uit Reykjavik doet een poging om ons de IJslandse taal een beetje te leren. Het blijkt een uitzichtloze onderneming. Simi betekent telefoon. Heel gemakkelijk. Eyjafjallajökull is de eilandberggletsjer, dat lukt ons ook nog wel, maar bij het woord Umferðaröngþveití – file – raken onze tongen zowat in de knoop.
Twee dagen later worden we echt overrompeld door de drukte in het epicentrum van het IJslandse toerisme, het gouden district met de plaatsen Geysir en Gullfoss. Na de rust van het hoogland kunnen we de mensenmassa’s echt niet aan. Om de tien minuten komen er bussen aan met nieuwe gasten. Alleen in de nacht stopt deze bestorming en kunnen we gelukkig in alle rust meebeleven hoe de geiser Strokkur om de tien minuten kokendheet water twintig meter hoog de lucht in spuit. En helaas staat nu ook nog het eerste lange augustusweekend voor de deur, waarop Reykjavik misschien wel de eenzaamste plek op het eiland is en alle hoofdstedelingen traditioneel er op uit trekken om drie dagen lang buitensporig te feesten. Hoe bedoel je stugge Noormannen? Daar is geen sprake van! Er zijn maar twee mogelijkheden, meedoen of vluchten. Wij vluchten. Natuurlijk weer het hoogland in. We rijden rondjes over de spannende wegen rondom de Eyjafjallajökull, de vulkaan die in 2010 het luchtverkeer in Europa ontwrichtte. We kamperen moederziel alleen, krijgen grandioze uitzichten voorgeschoteld en zwelgen in de vreedzame rust. Op het moment dat we terug zijn op de ringweg is het echter plotseling gedaan met de rust!

In alle eerlijkheid, die ringweg heeft natuurlijk best zo zijn charme. Vooral in de buurt van de Vatnajökull, die imposante gletsjers naar beneden stuurt tot zeespiegelniveau. Een van de meest spectaculaire plekken op aarde was voor ons altijd de Jökusárlón, een groot meer, versiert met ontelbaar vele ijsbergen van elke grootte. Een unieke plek, waar we dagenlang vlakbij het meer hebben gekampeerd en verslaafd zijn geraakt aan de magie van het noordpoolgebied. Over en uit. Er is een kampeerverbod. Op de parkeerplaats staan tien bussen, dertig campers en vijftig auto’s. Duizend mensen zorgen ervoor dat de magie in een klap is verdwenen door hun lawaaierige gedrag. Dat is wel even schrikken, we verkeren zelfs een beetje in een shock. Pas na middernacht wordt het weer rustig en voor een aantal uurtjes is het sprookje weer even terug. Gelukkig vinden we vlakbij in de buurt het meer Fjallsárlón, weliswaar iets minder spectaculair, maar ook versiert met ijsbergen. Hier mogen we ook weer kamperen en zijn alleen in deze wondere Arctische wereld.
We keren om en zetten koers richting de waarschijnlijk mooiste hooglandpiste, de Fjallabaksleið naar Landmannalaugar. Een weg met één rijbaan, maar wel versiert met vijftien spannende voorden (doorwadingen). Als een achtbaan kronkelt de weg door het vreemde landschap. Bruine, zwarte en gele bergen, opgesmukt met sneeuwvelden, roestrode vlekken van as, groene kussens van mos en bizarre lavasculpturen die zo nu en dan doen denken aan tot steen geworden trollen. Een betoverende ambiance voortkomend uit een Tolkien-fantasie, zo lijkt het. Bovendien leidt ze ons naar het meest beroemde stuk weg in de hooglanden, de Sprengisandur. Hier ligt de eenzaamheid van het hoogland weer voor het grijpen. Twee kleine motorfietsen op deze verre-uitzichten-piste. En te allen tijde is er nauw contact met de grote gletsjers. Twee essentiële passages worden gevormd door twee rivieren die komen vanaf de Vatnajökull. In deze rivieren is het avontuur niet zelden geëindigd in een ramp. Zo’n 28 jaar geleden heb ik hier mijn XT in een tot op borsthoogte diep gat gereden. Met heel veel moeite is het nog gelukt om de Yamaha aan de reddende oever te trekken. Het troebele gletsjerwater had zich overal – motor, uitlaat, carburateur, luchtfilter en koplamp – een weg weten te banen. Gevolg was vier uur sleutelen en drogen, maar toen deed de XT het wel weer. Vandaag zij we voorzichtiger. We gaan vroeg in de ochtend, dan is het waterpeil nog laag en komen we er heelhuids en zonder kleerscheuren door.
Enkele uren later zetten we de tent bovenop een heuvel naast de piste op. Vanaf daar hebben we een grenzeloos uitzicht tot aan de Herðubreið en de Askja en kijken uit over de afwijzende en verlaten Sprengisandur. Geen gras, geen mos. Alleen maar bruine stenen, zand en lava. Gordijnen van kleine zand- en stofdeeltjes wervelen door de trillende en glasheldere lucht, de zon schijnt en aan de horizon licht de Vatnajökull op. De doodse stilte verwart onze oren. IJsland: wat een wild, ruw, uniek en monumentaal land aan de rand van Europa. Het voelt echt als een privilege dit eiland te mogen ervaren!

Lees meer over

Yamaha

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Yamaha MT-09 Y-AMT

Eerste Test Yamaha MT-09 Y-AMT

19 september, 2024

Ruim twaalf jaar – sinds de komst van de NC700 DCT – had Honda zo’n beetje het alleenrecht op ...
Alpenmasters 2024 – Mid Nakeds

Alpenmasters 2024 – Mid Nakeds

5 september, 2024

Waarom de KTM 990 Duke en Yamaha MT-09 tot de succesnummers van deze twee fabrikanten behoren, wordt niet alleen op ...