Mijn Trots – Roel van Spijker en zijn RC166-replica
« Terug naar Mijn TrotsEen toerritje met de motor is nooit aan Roel van Spijker besteed geweest. Als klein jongetje reed hij met een Matchless al zo hard mogelijk rond de hooiberg op het erf van zijn ouders en vanaf zijn achttiende zat hij in het zadel van eerst een grasbaanmachine en later een crosser. Alhoewel snelheid dus al op jonge leeftijd in zijn bloed zat, kwam het niet tot een racecarrière. Wel bouwde de 67-jarige Van Spijker een prachtige replica van de Honda RC166, de legendarische zescilinder waarmee ooit zijn helden Mike Hailwood en Jim Redman reden. Al speelde hij wel een klein beetje vals….
“Als ik vroeger met de motor wegging, was het een half uurtje of een uurtje rond het dorp. De weggetjes met de mooiste bochten opzoeken en dan lekker knallen. Met een groepje rustig toeren was niets voor mij. Dat hard willen gaan zat er al heel vroeg in. We woonden op het platteland en toen ik een jaar of twaalf, dertien was croste ik al met een dikke Matchless rond de hooiberg van mijn vader. Ik kon niet wachten tot ik achttien was, want dat was de leeftijd waarop je toen pas met grasbaanracen of crossen mocht beginnen. Ik heb eerst een paar jaar grasbaan gedaan en ben daarna overgestapt op crossen. Grasbaan was leuk, maar in feite was je de hele dag op pad om vier minuten te rijden. Na vijf rondjes was je vaak al klaar. Ik wilde meer rijden en dat kon in de cross. Ik had later ook diverse wegmotoren, waar ik ook circuitdagen mee reed. Maar toen er kinderen kwamen, werd het even wat minder met de motoren.
Al die jaren had ik al wel met het plan rondgelopen om zelf eens een frame voor een crossmotor te maken, maar het kwam er maar niet van. Tot ik zeven jaar terug met de VUT ging en er meer tijd kwam. Het werd alleen geen crossframe, maar een replica van de Honda RC166, waarmee Mike Hailwood en Jim Redman, twee helden van me, ooit reden. Wat het blok betreft, moest ik creatief zijn, want zo´n zescilinder is natuurlijk niet te vinden en anders onbetaalbaar. Ik had nog een CBR400 staan, waarmee ik wel eens circuitdagen reed, en daar kon ik het blok mooi van gebruiken. Op Marktplaats vond ik een racer, waarvan ik de Grimeca-remmen, de tank, voorvork en hoge aluminium velgen kon gebruiken. Ik kreeg er ook een sloopmotor bij en daar heb ik het balhoofd van afgezaagd en de achtervork uitgehaald. Ik heb alles op een grote tafel opgesteld en op basis van tekeningen van een RC166 ben ik aan de slag gegaan. Tussen dat balhoofd en de swingarm heb ik zelf een frame gemaakt en ook de zes uitlaten heb ik zelf gemaakt.
Toen ‘ie klaar was, wilde ik me bij het CRT aanmelden, maar daar vonden ze hem niet genoeg op de echte zescilinder lijken. Vanwege het viercilinderblok dat ik had gebruikt. Ja, dat was tegen de verkeerde gezegd natuurlijk. Dus ben ik er wat op gaan verzinnen. Dat werden uiteindelijk twee dummy-cilinders, die ik van het blok van een Honda CB750 K7 heb afgezaagd. En dat werkte. De mooiste bevestiging daarvan kreeg ik een jaar of twee terug bij een classic-evenement toen er in de paddock op een weiland een man op me af kwam gelopen en zei: ‘Wat heb ik nou? Daar zie ik koeien lopen, daar zie ik paarden lopen en dan staat er ineens zo’n echte zescilinder midden in het weiland. Dat is toch niet te geloven!’ Mooi toch? Ik heb hem lekker in de waan gelaten natuurlijk. En zo zijn er wel meer geweest. Iemand die vroeg hoeveel toeren het blok kon draaien bijvoorbeeld. 15.000, zei ik. ‘Zoveel?’, zei-ie verbaasd. Die had dus ook niet door dat het een viercilinder is en geen zescilinder. Inmiddels zijn er zoveel foto’s van gemaakt, dat ik een rijk man zou zijn geweest als ik voor iedere foto een euro had gekregen.
Dit is trouwens de tweede RC166-replica, die heb gemaakt. Op de eerste, die er precies hetzelfde uitziet, heeft Jim Redman nog gereden tijdens de GP van Eext en dat is misschien wel het mooiste compliment dat ik had kunnen krijgen. Ze hadden hem vooraf wel verteld dat het geen echte zescilinder was, maar hij vond het wel leuk volgens mij. Hij ging nog bijna onderuit ook bij het opkomen van het rechte stuk. Maar ‘Good bike’, zei hij, ‘good bike’. En dan glunder je toch wel even.
Er wordt me wel eens gevraagd of ik er een wil verkopen, maar daar heb ik geen haast mee hoor. Ze gaan zeker niet voor ieder bedrag weg, maar als ik er goed geld voor kan krijgen, verkoop ik er een. En dan maak ik gelijk weer een nieuwe, exact dezelfde ook. Het blijft toch de meest legendarische machine uit die tijd.”