Reizen: skigebieden in de Alpen
Vanuit een besneeuwd berghutje op 1.700 meter hoogte kijk ik terug op een prachtige motorreis langs skiliften en bergkammen in Frankrijk en Italië. Het idee voor deze reis ontstond vorig jaar, toen we vanuit een skilift omlaag keken en overal prachtige onverharde paden onder de liften zagen lopen. Paden die worden gebruikt voor het onderhoud aan de liften en daarom zomer en winter open blijven voor eventuele calamiteiten. Dat biedt natuurlijk moghelijkheden!
Een uitstekend plan, dat echter wel de nodige voorbereiding vergt. Maar na wat puzzelwerk met behulp van Google Maps en Mapsource hebben we een mooie route gemaakt, die twee skigebieden combineert met drie hoge bergkammen, waar nog oude onverharde militaire grenswegen liggen. Deze keer dus geen bergpassen, maar bergkammen. Voor de militairen was dit vroeger vooral belangrijk om troepen en materieel snel te kunnen verplaatsen, voor ons is het vooral erg mooi vanwege de prachtige uitzichten over de indrukwekkende valleien.
De route voert over ruim 350 kilometer onverharde paden, die ook prima te doen zijn met de wat zwaardere allroads. Volgens de Densel almanak is het zwaarste stuk van de route categorie 4, maar de meeste stukken behoren tot categorie 3 en dat is met het prachtige weer dat wordt verwacht geen enkel probleem.
Verschillende mooie verharde bergpassen, onder andere de Col L’iseran, brengen ons naar Briancon in de westelijke Alpen. Vandaar gaat het verder over de Col de L’izoard en Col de Vars naar het Italiaanse Piemonte. Heerlijke voorpret, in Piemonte begint echter pas het echte werk. We verlagen de bandenspanning en zetten de vering zo slap mogelijk. De eerste zestig kilometer voeren over de Assietta bergkam, die, net als vele andere onverharde wegen hier, in het weekend gesloten is voor gemotoriseerd verkeer. De klim vanuit het Valle di Susa (de Susa-vallei) naar boven betreft een mooi grindpad. Het hoogste punt van de Assietta ligt op 2.472 meter hoogte en biedt prachtige uitzichten over de Grandes Alpes. Vanaf hier is bij helder weer ook de bekende Col de Sommeiller (3.350m) te zien, onder veel motorrijders bekend van de Stella Alpina Rally. Dankzij deze rally, die eigenlijk geen rally is maar een internationaal motortreffen, heb ik het enduro rijden in de Alpen eigenlijk ontdekt.
Net voor het einde van de Assietta bergkam passeren we de afslag naar de ruïnes van het oude militaire fort Gran Serin. Bij dit fort staat een herdenkingsobelisk voor de gesneuvelde militairen uit de Oostenrijkse Successieoorlog. Maar liefst vijfduizend militairen sneuvelden toen binnen in slechts vijf uur tijdens de bestorming van het fort. Historische momenten die we nooit mogen vergeten, dus even een momentje van bezinning. Na het fort en de obelisk rest ons alleen nog een korte afdaling door het Grand Bosco Salbertrand park, waarna we koers zetten naar ons eerste skigebied: Risoul.
Risoul is een relatief klein skigebied net onder Guillestre, dat is verbonden met de toppen van het grote Forêt Blanche skigebied. Totaal vinden we hier maar liefst 180 kilometer aan skipistes, onderling verbonden met 55 skiliften. Elke lift heeft zijn eigen onderhoudsweg en een aantal van deze wegen zijn het hele jaar publiekelijk toegankelijk. Doordat de wegen allemaal onverhard zijn is er nauwelijks verkeer, maar voor all- en offroad motoren is het een waar paradijs. Wel is het even oppassen bij liften, die ook in de zomer open zijn voor wandelaars en mountainbikers. Op onze relatief zware GS’en doen we het sowieso rustig aan. We rijden van de ene naar de andere lift, op hoogten tussen de 1.650 tot 2.250 meter, en rijden over twee mooie onverharde bergpassen: de Col Valbelle en Col de Coche. Aan de oostzijde van Risoul kijken we daarbij uit over het kunstmatige stuwmeer ‘Lac de Serre-Ponçon’, dat diep in een afgrond ligt. Het meer is met een oppervlakte van 28 km² een van de grootste stuwmeren van Europa en vormt een mooi referentiepunt als de Garmin het even niet meer weet.
Na de skiliften bij Risoul gaat het andermaal over een onverharde bergkam richting Parpaillon, waar een oude militaire tunnel vroeger de Ubaye-vallei verbond met Embrun. De 27 kilometer lange bergkam loopt op 2.780 meter hoogte ver boven de boomgrens en heeft een gemiddelde stijging van meer dan 6 procent. Regelmatig moeten we op de steilere stukken dan ook terug naar de eerste versnelling. De op 2.637 meter hoogte gelegen tunnel is de hoogste onverharde tunnel van Europa en werd begin 19e eeuw door Franse militairen aangelegd. Tot de aanleg van de tunnel wisselde de grens tussen Italië en Frankrijk hier bijna elk jaar. Afhankelijk van de sneeuwval aan de oost- of westzijde, was het óf Italië óf Frankrijk die de nieuwe heerser werd over deze bergkam. Een sneeuwvrije helling in de lente gaf namelijk zoveel voordeel met de bevoorrading en gevechten, dat de andere kant geen schijn van kans maakte. Na de bouw van de Parpaillon tunnel waren de Fransen elke lente als eerste op de top aanwezig en is de bergkam permanent Frans grondgebied gebleven. De tunnel is slechts 500 meter lang en zelfs hartje zomer vaak nog gevuld met sneeuw en ijs, waardoor het de bijnaam ‘ijstunnel’ heeft gekregen. Stapvoets en met veel lef kan je door de tunnel glijden richting het westen, naar fort Tournoux. Wegens tijdgebrek kiezen wij echter voor de veilige weg en rijden de prachtige 27 kilometer terug naar Embrun.
Het volgende skigebied dient zich aan, Les Orres, tussen Crevoux en Embrun. Volgens skiërs veel mooier dan Risoul, maar voor motorrijders heeft het helaas minder te bieden. De meeste onderhoudswegen van de 23 liften zijn in de zomer namelijk niet voor normaal verkeer geopend. Door alle afsluitingen komen we niet hoger dan 1.800 meter en komen in dit bosrijke gebied dan ook niet boven de boomgrens uit. De route door de bossen is echter wel prachtig en af en toe zien we tussen de bomen een stukje van een skilift, zodat we weten dat we op de juiste route zitten. Uiteindelijk is het gravelpad omlaag naar Embrun de mooiste verassing. Opvallend, want volgens Google Maps bestaat deze weg niet eens. Op satellietbeelden hadden we wel een streepje gravel zien liggen en deze als reserve track in het navigatiesysteem geladen. Achteraf gezien een goed plan!
Voor het laatste deel van de route steken we via een geasfalteerde bergpas, de Agnel, de grens over naar Italië. In dit blad heeft deze 2.746 meter hoge Alpenpas ooit een eervolle vermelding gekregen (zie MotoPlus 1-2011), onder meer door de prachtige uitzichten op de top. Het si ook de pas die de legendarische Hannibal ooit overtrok met olifanten tijdens de tweede Punische Oorlog. Tegenwoordig wordt hij voornamelijk door toeristen bevolkt, met een prachtige blauwe hemel en mooie witte laaghangende wolken kijk je eindeloos ver weg, over zowel Frankrijk als Italië. Een absolute aanrader voor bergpas liefhebbers.
Dertig kilometer na de Agnel-pas gaat de bandenspanning weer omlaag. Twee van Europa’s meest bekende onverharde bergkammen staan op het menu: de Varaita-Maira en de Maira-Stura bergkam. Als eerste rijden we de Varaita-Maira vanuit de vlakke Po-vallei richting Pelvo d’Elva. De weg begint direct met een steile klim naar 2.300 meter, waarna we 42 kilometer op bijna gelijke hoogte blijven. De weg is al in 1744 door Italiaanse militairen aangelegd tijdens de oorlog met Oostenrijk, Napoleon hergebruikte de route en daarmee werd het een van de bekendste militaire grenswegen. Het eerste deel door de bossen is nog redelijk eenvoudig, maar eenmaal boven de bomengrens – waar recent los grind is gestort – schuiven we letterlijk alle kanten op. Onze voorwielen zakken bijna tot de velgen in het grind en alleen door het volle gewicht naar achteren te verplaatsen komen we nog een beetje vooruit. Gelukkig is het ‘slechts’ vijf kilometer los grind, daarna kunnen we weer ontspannen genieten van het avontuur.
Na een lekkere lunch op de top van de verharde Col Sampeyre (2.284 m) ligt de 25 kilometer lange Maira-Stura bergkam voor de wielen. De route loopt grotendeels strak langs steile rotswanden en diepe ravijnen. Desondanks is de weg is perfect te berijden en de uitzichten zijn werkelijk adembenemend mooi. Na elke scherpe bocht dient wzich weer een andere, altijd indrukwekkende vallei aan: prachtig! Aan het einde komen we bij een voormalig militair stadje, waar tientallen vervallen militaire barakken op instorten staan. Er is helemaal niemand, alle deuren en ramen zijn in de loop der jaren vergaan, waardoor het een echte spookstad is geworden. Als we stapvoets door de volledig verlaten straten rijden, ontdekken we een oude militaire begraafplaats met honderden graven. We stoppen, laten deze indrukwekkende omgeving en het avontuur van de laatste dagen even rustig op ons inwerken. Uitkijkend over de graven daalt het besef langzaam in dat we zeker in deze onrustige tijden dankbaar mogen zijn dat oorlogen in Europa verleden tijd zijn. Zoals de Engelse het zo mooi verwoorden: ‘united we are strong!’