Reizen Himalaya
Rijdend door de Himalaya heb je het gevoel heel dicht bij de hemel te zijn. De ruwe eenzaamheid van dit immense bergmassief in het noorden van India zet je echter ook zo weer met beide voeten op de aarde. Balancerend tussen hemel en aarde, op de grens van zowel mens als machine: dat kan enkel in de Himalaya!
Zodra de nacht over Leh valt komen ze uit hun schuilplaatsen tevoorschijn. Het moeten honderden, zo niet duizenden straathonden zijn die hier elke nacht in de hoofdstad van de Indiase regio Lakdah de toon zetten. Pas als de muezzin midden in de nacht door de luidsprekers oproept tot het gebed, houdt het gehuil, gejank en gejammer op en is het even een moment stil. Wie er tegen die tijd nog toe in staat is, stuurt een dankgebed uit naar Aurangzeb – de Indiase heerser die in de zeventiende eeuw beval tot de bouw van de moskee in deze hoofdzakelijk Boeddhistische streek – en valt dan eindelijk in een diepe slaap. Die slaap is niet onbelangrijk, de volgende dag is namelijk volledige concentratie een absolute vereiste om ongeschonden door het drukke stadscentrum te komen. Hoewel Leh’s officiële inwonertal nog geen 30.000 bedraagt, schijnt de toeristenstroom dit in de zomermaanden minimaal te verdubbelen. En om de toeristen draait de hele economie hier: roekeloze taxi- en minibuschauffeurs, opdringerige souvenirhandelaren uit Kasjmir en vriendelijk lachende herbergiers. De ruimte die op de straten overblijft, wordt efficiënt gevuld door loslopende koeien, zwart rokende Tata vrachtwagens en wild claxonerende automobilisten. Voor de nog acclimatiserende Europeaan is het zowel wennen aan de ijle lucht hier op 3.500 meter hoogte, als aan de bijwerking van de aspirines die gebruikt zijn in een poging de hoofdpijn te bestrijden. Alleen de honden houden zich gelukkig nu koest. Ze liggen uitgeput in een van de schaduwrijke hoekjes van de stad.
De roffelende Royal Enfield beweegt zich soepel door de verkeerschaos en het doolhof van steegjes. De ellende van de nacht is vergeten en zelfs de lucht lijkt wat dikker op het zadel van de 500 cc eencilinder. Aan de rand van stad rijden we langs reusachtige militaire installaties. De noordelijke staten Jammu en Kasjmir zijn voor India een belangrijk strategisch gebied en moeten sterk bewapend worden, sommige delen in het noorden zijn namelijk al sinds 1962 door China bezet. In het westelijke deel van Kasjmir smeult nog steeds een conflict met buurland Pakistan, dat nog altijd separatistische, gewelddadige Kasjmiri ondersteund. Terroristische acties zijn hier aan de orde van de dag. Vandaar dat hier in militaire kampen en kazernes permanent 30.000 soldaten gelegerd zijn.
De borden langs de National- Highway NH-1D geven aan dat we nog vierhonderd kilometer van Srinigar, de hoofdstad van Kasjmir, verwijderd zijn. Meer dan genoeg afstand om de bergen rond Ladakh eens rustig in ons op te nemen. Langzaam kruipt de Bullet 500 omhoog, de bergen in. Slechts enkele kilometers buiten Leh neemt de eenzaamheid ons rijders gevangen. Omkijkend naar de stad laat de wilde verwarring van het verkeer zich nog net herkennen, maar van het urbane lawaai is nu niets meer te merken. Aan de zuidelijke kant van Leh beweegt de rivier de Indus zich door het weelderige groen van het dal. Wie Himalaya hoort, denkt ongetwijfeld meteen aan majestueuze, acht kilometer hoge, met sneeuw bedekte toppen. De Alpen en Pyreneeën op elkaar gestapeld tot een megabergketen in XXL-formaat. Maar hier in Ladakh presenteert ’s werelds hoogste gebergte zich vooral als een uitgestrekte bergwoestijn met brede, uitgeholde rivierdalen, ruige ravijnen en zanderige plateaus. Wanneer we de Enfields de mond snoeren, is het plotseling onwerkelijk stil. Zwart glinsterend verdwijnt het asfalt in de oneindigheid van een van de gigantische plateaus. Hete lucht van dertig graden nestelt zich zichtbaar boven de straat. De zon brandt. Schaduw die de zonnestralen van zijn ergste felheid zou beroven is er niet of nauwelijks, bomen zijn hier namelijk niet. Het is maar goed dat je op de natuurlijke airco van de Enfield kunt vertrouwen.Onderweg schommelt de teller constant rond de tachtig kilometer per uur. Uit betrouwbare bron
weten we dat veel sneller ook niet aan te raden is, zelfs niet op de beter onderhouden wegen. Tweewielers staan hier helemaal onderaan in de hiërarchie van weggebruikers. Vooral militaire kolonnes en chauffeurs van de opvallend bont gekleurde vrachtwagens gedragen zich, ondanks gepenseelde vreedzame spreuken en foto’s van de Dalai Lama op hun wagens, genadeloos in het verkeer. Het enige dat je als motorrijder kunt doen in een noodsituatie is uitwijken naar de berm. En dan hopen dat zich daar geen afgrond bevindt.
De weg naar Srinagar is omgeven met talrijke militaire bases, het uitzicht op de aangrenzende dorpen trekt als een roadmovie voorbij. Bewoners zitten op straat, voor cafeetjes en kleine eetgelegenheden en kijken gelaten naar het voorbijrazende verkeer dat, zonder snelheid te minderen en begeleid door ritmisch getoeter, om rondlopende honden en koeien heen dendert. Op iets meer aandacht kan een tot op het dak volgepakte, met een lekke band gestrande bus rekenen. Al snel heeft zich om de bestuurder een groepje mensen gevormd, dat duidelijk laat merken wat ze van zijn gewaagde opbok-actie vinden. Van de oorspronkelijk sfeer van Ladakh, zoals die hier al honderden jaren zonder inmenging van buitenaf bestond, is in de omliggende dalen af en toe nog wel wat te proeven. Keer op keer roffelt de Enfield door dorpjes die in de omgeving van een Boeddhistisch klooster genesteld liggen en langs kleine agrarische nederzettingen die vol liggen met wit gekalkte lemen huisjes. Bovenop de platte daken flapperen de met heilige teksten bedrukte gebedsvlaggetjes in de vijf heilige kleuren rood, blauw, geel, groen en wit enthousiast in de wind. Draad voor draad worden zo de heilige verzen met hun vrome boodschappen, mantras genoemd, samen met de afbeelding van het windpaard de wereld in gestuurd. Onder de vlaggen ligt stro, kreupelhout en mest in de brandende zomerzon te drogen, de brandvoorraad voor de komende winter. Met het vrolijke ‘Julley, Julley!’ worden vreemdelingen begroet: ‘Hartelijk welkom!’
Zelfs vanuit de verte is het efficiënte gebruik van het landschap rondom een dorp goed te zien. Het water dat van de berg komt, van levensbelang is voor de bewoners, wordt via een aangelegd kanaalsysteem naar terrasvormige landbouwgrond geleid. De huizen zelf staan op de onvruchtbare, rotsige ondergrond. Het groene land opofferen als bouwgrond voor een huis is voor de traditioneel ingestelde Ladakhi onmogelijk voor te stellen. Het is al moeilijk genoeg om op de spaarzame stukjes vruchtbare grond voldoende gerst, aardappelen en bieten te verbouwen om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Helemaal omdat de zomer hier alweer voorbij is voor hij goed en wel is begonnen. Door perfect gebruik te maken van de warmte in combinatie met exact de juiste hoeveelheid water, weet men hier in vier maanden tijd de gewassen te laten exploderen. Gat geldt zelfs voor de abrikoos, de nationale vrucht van de Ladakhis.
Op dit moment is het moeilijk voor te stellen dat het hier in Ladakh maandenlang snijdend koud is. ’s Winters daalt de temperatuur ’s nachts tot ver onder de min dertig, terwijl het kwik ook overdag slechts zelden boven het vriespunt reikt. Een klein voorproefje daarvan krijgen we overigens wel, zelfs al is het momenteel hoogzomer. Tijdens de beklimming van de hoogst begaanbare pas ter wereld, de 5.360 meter hoge Khardung La, slaat het weer plotseling om, de zomerhitte maakt plaats voor zware sneeuwval en ijzel. Nu is het niet alleen zaak om te proberen rechtop te blijven op de beijzelde weg, die twintig kilometer voor het eind van de pas overigens meer weg heeft van een rotsig pad. Tot overmaat van ramp wordt de weg ook nog eens geblokkeerd door twee elkaar tegenmoet komende militaire kolonnes. De tot op het bot koud geworden vingers zijn tijdens de afdaling echter snel vergeten wanneer duidelijk wordt onder welke erbarmelijke omstandigheden de voor deze regio zo belangrijke wegen onderhouden wordt. Verantwoordelijk hiervoor is de Border Roads Organisation, een onderdeel van het Indiase leger. Net na pashoogte, op 5.000 meter hoogte, zijn tientallen arbeiders met het meest basale gereedschap bezig rotsblokken klein te slaan of verplaatsen met manden en doeken aarde. Het is een wederkerend beeld. Vaak zijn het hele families uit Bihar, een van de armste regio’s van India, die door het afsluiten van leningen uit pure nood hun lichaam moeten inzetten bij dit militaire ‘stratencommando’. Voor Europeanen mag het er misschien vreemd uitzien, voor de 29-jarige Lokesh uit Solan, gelegen in de federale staat Himachal Pradesh, zijn de arbeiders langs de weg heel normaal. Ongestoord raast hij op zijn gehuurde Yamaha over de bouwplaats, daarbij continue op de toeter drukkend. De ingenieur brengt zijn korte zomervakantie door in Ladakh. In die veertien dagen wil hij bij voorkeur zo veel mogelijk doen: motorrijden, raften op de Zanskar en niet te vergeten, ’s avonds feesten in Leh. Het feit dat hij op de motor zit, terwijl zijn leeftijdgenoten rotsen langs de weg aan stukken slaan, is voor westerlingen moeilijk te begrijpen. Lokesh heeft die bevoorrechte positie vooral te danken aan het klassensysteem, dat al eeuwenlang deel uit maakt van de Indiase samenleving. Het is slechts één van de extremen waar we tijdens de reis constant op lijken te stuiten. In honderden jaren tijd hebben de afgezonderde Ladakhi met hun boerensamenleving een heel eigen levensritme opgebouwd, steeds in volledige harmonie levend met de natuur en met diepe religieuze overtuiging. Maar de explosieve veranderingen in de afgelopen decennia heeft de Ladakhi voor een bijna onmogelijke opgave gesteld om de schoonheid en pracht van hun land te behouden. De Enfield bromt het klooster van Likir voorbij, vindt een weg door een landschap langs gigantische rotswanden op 4.100 meter naar Hemis Supachen. Bovenop de pas wapperen de gebedsvlaggetjes in de wind. Urenlang heerst hier de stilte, in de namiddag kruist een herder met zijn kudde ezels het hoogtepunt. Plotseling voelt de hemel weer heel erg dichtbij!