Classic racer-verzamelaar Paul Rutten
Het begeren is mooier dan het hebben. Dat vindt Paul Rutten zelfs van zijn niet alledaagse collectie 50- en 80 cc-racers. “Misschien is dat wel een beetje kort de bocht”, realiseert hij zich ook. De begeerte van Rutten heeft hem wel een aantal zeer exclusieve machines gebracht. In zijn huis schitteren onder meer de Suzuki RM64 waarmee Hugh Anderson wereldkampioen werd en een unieke DKW-racer uit 1960. “Daar is er maar eentje van. En die staat hier.”
Ook zonder naar de motoren te kijken, is de bovenverdieping van zijn huis meer dan de moeite waard. “Toen we het huis bouwden was dit het eerst klaar”, lacht Paul Rutten. Enkele tientallen zwart-wit portretfoto’s van coureurs hangen keurig naast elkaar aan de muur en in de houten winkelkast liggen onder meer cilinders, cilinderkoppen en tandwielen. Een destijds ongetwijfeld hip blauw Suzuki-jasje met een overdaad aan ritsen rust op een hangertje, en herinneringstegeltjes van de TT staan tegen de wanden. Oude blikken reclameborden, een fraai gevulde vitrinekast, vlaggetjes, een etalagepop met een originele oude Suzuki-overall en, weer keurig ingelijst, het officiële certificaat van het wereldrecord ‘1 kilometer flying start’ uit 1979 van Henk van Kessel en zijn ‘Black Arrow’. De voormalige 50 cc-wereldkampioen had er 16,262 seconde voor nodig, met een eindsnelheid van 221,586 km/uur. En dan zijn er nog die motoren. Nog niet allemaal volledig gerestaureerd, maar één overeenkomst hebben ze: meer dan 80 cc meten ze niet. Paul Rutten is gek van de kleine klasse. “Alles draait om de 500 cc”, zegt hij met lichte ergernis. “Maar als ik in Engeland of Portugal kom met een fietsje, trek ik meer aandacht dan tien 500’s. Waarom worden die lichte klassen toch vergeten? Elke sportman wordt groot op een kleine motor.” Niet iedereen loopt warm voor de 50 cc’s. Rutten merkt het in Goodwood als Mick Doohan zijn pareltjes geen blik waardig keurt, maar weet ook dat het anders kan. “Carlos Checa vond het geweldig en Troy Corser wilde op de motor van Henk (van Kessel) zitten.”
Racemotoren zijn zijn passie, zegt Rutten. Nostalgie vindt hij mooi. Maar al die flauwekul eromheen boeit hem niks. Flauwekul? “Nou ja… Dat er zoveel meer aandacht is voor de 500 cc, dát stoort me wel eens.” Een beetje vreemd is het wel hoe Rutten die hartstocht voor de ‘kleinkunst’ ontwikkelde. Het overkomt hem, als het ware, als tijdens een vakantie in Portugal zijn oog valt op een advertentie in een gekochte Telegraaf. “Iemand bood een 50 cc-tje te koop aan”, herinnert hij zich. “Een Jamathi-bromfietsframe met een Kreidler-blokje. Ik zei ‘die ga ik kopen’.” Oké, motorsport zat in zijn familie, maar de jonge Paul was toch veel meer geïnteresseerd in motocross. Hij croste zelf en vond Dave Strijbos een held. De TT, ja, hij is er wel eens geweest en races in het Limburgse IJsselstein heeft hij ook wel eens bezocht. Maar crossen, dát was het. “Mijn crosser was in onderhoud bij Nick Leeflang en hij racete met een 50 cc Royal Nord”, vertelt Rutten. “Dat hele iele, dat ranke van zo’n fietsje trok me. Zo klein en toch zó snel.”
Door die advertentie, een aantal jaren later, weet Rutten wat hij wil. Het fietsje komt er en Rutten begint te restaureren. “Iets wat oud is weer mooi maken, dat vind ik leuk”, vertelt Rutten. “Ik kan honderden uren naar foto’s kijken voor details. Ik wil het ding hebben zoals ie was. Ik wil geen motor uit 1969 met een ontsteking uit 2010. Als een buisje 18 millimeter is, moet het niet 17 millimeter zijn. Anderen regelen de technische kant voor me. Ik ben meer bezig met het optische. Of zo’n fietsje nou twintig pk heeft of zeventien, vind ik niet interessant. Je kunt er toch niks mee winnen. Alleen maar verliezen.”
En Rutten heeft wel wat te verliezen, leert een blik op het materiaal. De Duitse Seels zijn best bijzonder, maar Rutten hoeft niet lang na te denken over de topstukken uit zijn prachtige collectie. “Als ik er vier mocht houden…. Dan de Kreidler van Jos Schurgers uit 1970, de Suzuki RM64, de Ringhini, omdat ik er het beste op kan zitten, en als laatste de DKW. Daar is er maar één van gemaakt. En die heb ik dus hier.” Rutten zegt het met een trotse glimlach, zonder dat hij er opschepperig over wil doen. “Het begeren is mooier dan het hebben. Dan heb je er namelijk ook de zorg over. En weet je, alles gaat een keer weg, alles is ‘geleend’”, zegt hij bijna filosofisch. De zorg neemt Rutten echter met liefde op zich. En hij heeft ook veel begeerd. “Soms moet je ook weer afscheid nemen van een motor om iets anders te kunnen kopen.”
Aan elke machine kleeft een verhaal. Rutten wijst op de Kreidler die een prominente plek heeft bij de entree. “Daar liep ik heel toevallig tegenaan tijdens een beurs in Utrecht. Jan Oude Monnink bood een naaf van een 50 cc aan bij een handelaar en toen ben ik hem nagelopen en gezegd dat ik ‘m wel wilde kopen. Toen zei hij dat hij ook nog veel onderdelen thuis had liggen. Daar lag deze motor in stukken tussen, merkte ik toen ik bij hem kwam. Toen ik het frame ging schoonmaken, zag ik dat er 70/3 op stond. Er paste een speciaal ‘zandblok’ in dat één centimeter breder was dan een normaal Kreidler-blok. Toen wist ik: dit is een origineel Van Veen-frame uit 1970. Ik heb een mal gemaakt van een kuip van Aalt Toersen. Door de stand van de schokbreker wist ik dat het een machine van Schurgers was en niet van Jan de Vries. Op foto’s had ik gezien dat de schokbreker op Jans Kreidler helemaal verticaal stond, bij Jos stond hij iets onder een hoek. Of ik niet liever een motor van Jan had gehad? Nee hoor, daar geef ik niets om. Het gaat mij altijd meer om de motor dan om de man die er mee heeft gereden.”
Zijn droommotor is een Suzuki RM64, een soortgelijke machine als waarmee Hugh Anderson in 1964 wereldkampioen werd. Er zijn er slechts vier van gebouwd, weet Rutten. Al sinds 2000 wist hij dat de machine bij oud-coureur Peter Hopp in Duitsland stond. Een eerste poging om de machine te kopen, mislukt: de machine verhuist naar het 50 cc-museum in Lexmond. Als het Japanse pareltje daar later aangeboden wordt, slaat Rutten zijn slag. “Ik vond de 50 cc-twin ook mooi, maar daar kunnen wij nooit mee rijden: veertien versnellingen en een powerband van 800 toeren. Deze RM64 heeft negen versnellingen en hij heeft een powerband van 1500 tot bijna 2000 toeren. Ik heb er wel voor vijf jaar onderdelen bij, en ook die originele werkoverall en die teamjas. Het móet allemaal wel via (oud-wereldkampioen) Hans Georg Anscheidt zijn gekomen. Hij bood de spullen destijds al aan.”
De Italiaanse Ringhini is geen machine die grote successen boekte. Niettemin viel Rutten voor de door Franco Ringhini gebouwde fiets uit 1978. “Reiner Koster (een voormalig racer, FW) bood een 50 cc-Kreidler aan in een blad en ik heb meteen een afspraak gemaakt in Zürich. Toen bleek dat deze machine er ook stond. Franco Ringhini was de eerste constructeur bij Morbidelli voordat hij deze racer ontwikkelde. Ik wilde ‘m graag hebben. Vooral die uitlaat bovenlangs vind ik super mooi. Die Kreidler heb ik gekocht en deze heb ik dus ook meegenomen. De Kreidler heb ik niet meer.”
De meest bijzondere machine is echter zonder twijfel de DKW uit 1960, de enige 50 cc-racer die de fabriek ooit bouwde. Ook nu weer werd Ruttens aandacht getrokken door een advertentie van Kreidler-onderdelen. Als hij echter bij de Duitse aanbieder op de stoep staat, blijkt die ook de unieke DKW in zijn bezit te hebben. “Ik wist meteen dat het een bijzondere machine was, maar hij wilde ‘m niet verkopen. ‘Fred, ik kom hier elk jaar voorbij als ik ga skiën’, zei ik tegen die man. ‘Volgend jaar kom ik terug’. Dat heb ik gedaan, hoewel hij nog steeds niet wilde verkopen. Maar we kregen wel een vriendschappelijke band. Toen ik een paar jaar later bij ‘m aan de keukentafel zat, zei hij ‘je mag ‘m kopen’. Ik heb hem een bod gedaan en hij deed er zelfs 1000 euro af.”
Rutten laadt de machine in, slechts zo’n 75 kilometer van het Audi-museum. “Later zei iemand van het museum tegen Fred dat die machine nooit bij mij terecht was gekomen als ze geweten hadden waar hij stond. ‘Maar bij Paul is hij in goede handen’, zei Fred.” In het Duitse Schotten reed Rutten zelf met de 11 pk sterke DKW. “Hij loopt verbluffend mooi. Trillingsvrij ook. Technisch is de motor fantastisch: een magnesium blok en een cassettebak, en dat al in 1960!”
Zo’n zeven 50 en 80 cc-racers verfraaien de bovenverdieping van Ruttens huis. Tot 2009 had hij zelf nooit met een 50 cc-racer gereden. Maar als hij in 2008 tijdens een bezoek aan het ‘Festival of Speed’ in Goodwood tegen iemand van de organisatie vertelt dat hij thuis een paar leuke 50 cc-machines heeft staan, volgt een jaar later een uitnodiging om dan ook zelf maar te komen rijden. “Tot die tijd viel ik van de ene in de andere restauratie en had ik eigenlijk nooit tijd om zelf te rijden. De eerste keer was vlak voordat we naar Goodwood vertrokken, hier over de dijk. En de volgende keer was voor 150.000 man in Goodwood! Met de Kreidler van Jos Schurgers. Hier op de dijk merkte ik wel hoe heftig zo’n 50 cc-tje eigenlijk is. Ik kon er niet op zitten en dan die snelheid… En die krampachtige houding…”, glimlacht Rutten, terwijl hij zijn handen als om twee dicht bij elkaar geplaatste clipons vouwt. “Een kunst om dat 45 minuten vol te houden.”Hij begint te grinniken als hij zich herinnert wat Henk van Kessel hem toeriep, kort voor die eerste try-out op de Schurgers-Kreidler. “’Daar kom jij niet mee weg’, zei hij. Henk had het blok voor me klaargemaakt. Maar ik reed er zo mee weg.”
Samen met Van Kessel reisde hij naar Goodwood en in 2010 reden ze er allebei. “Waren ze in Goodwood ook weer blij met een wereldkampioen.” Rutten heeft niet het gevoel dat hij zijn roeping is misgelopen. “Neuh…. Ik hoef geen snelle tijden meer te zetten. Veel mensen denken dat ze op hun veertigste nog Valentino Rossi moeten zijn. Die illusie moet je niet hebben.” Al weer twintig jaar geleden kocht Rutten zijn eerste 50 cc-racer. In de loop van de tijd is Rutten ook machines misgelopen. “Na een paar teleurstellingen ben ik wat relaxter geworden, hoor. Het is ook geen moeten, hè. Het is een hobby. Ik ben reëel, ik heb wat ik wil. Het mooie vind ik het toeval dat ik al een paar keer heb meegemaakt. En dat je de gelegenheid krijgt om iets te kopen. Je kunt jagen wat je wilt, maar als iemand niet wil verkopen… Maar ik kan wel heel lang wachten.”