Toeren Belgisch-Limburg
De laatste jaren worden de glooiende heuvels van Belgisch Zuid-Limburg gesierd door druivenranken voor tintelende, frisse wijnen. De Limburgse wijncultuur mag zich vandaag de dag dan ook verheugen op een groeiende populariteit. En waar druiven worden verbouwd voor wijn, moet het goed leven zijn. Kortom, een goede reden om er met de motor op uit te trekken voor een heerlijke rit langs vier wijndomeinen.
En zo staan we op een warme zomerdag op het stadsplein van Borgloon, het startpunt van onze ruim honderd kilometer lange tocht. Maar eerst even Borgloon verkennen. Aan het hoofd van het plein ligt de Sint-Oduluskerk, daterend uit de 12e eeuw, met links daarvan het fraaie Kanunnikenhuis. Via enkele trappen wandelen we naar de burchtheuvel. Hier bouwden de graven van Loon rond het jaar 1000 een slot, dat vanaf de heuvel rond de oude vestingmuren een adembenemend uitzicht biedt. Een eerste voorproefje van de mooie rit in het verschiet ligt. We starten de motoren en gaan op weg. De Limburgse VVV heeft vier toeristische auto- en motorroutes uitgestippeld en bewegwijzerd middels een blauwe, zeshoekige borden. Erg handig, zo zitten we meteen op het juiste spoor. Route nummer 2 leidt ons meteen uit het centrum van Borgloon. Een betonweggetje klieft door fruitplantages, die her en der onderbroken worden door velden van goudgeel graan. Er is nauwelijks verkeer. De wegen zijn smal en bochtig. Het gashendel bescheiden toucherend laveren we door enkele gehuchtjes, nauwelijks een paar huizen groot. En dan, achter een flauwe bocht, verschijnt er een kasteel. Dit moet slot Rullingen zijn. Het imposante bouwwerk heeft een typisch Maaslandse stijl en werd opgetrokken in het midden van de 17e eeuw, waarna het in de acht- en negentiende eeuw behoorlijk werd verfraaid. Het kasteel wordt omsloten door een gracht, die groen kleurt als gekookte spinazie. De edellieden van weleer zijn al een tijdje van het toneel verdwenen, tegenwoordig is het kasteel een Hotel/Restaurant met naam en faam.
We rijden verder en trekken een streep dwars door het Limburgse achterland, op de kaart dan welteverstaan. In Hoepertingen kruisen we de wijngaard van Ghislain Houben. De wijnbouwer begon in 2002 met een klein stukje grond waarop hij Chardonnay-ranken plantte. Hij en zijn zoon kregen de smaak al snel te pakken en breidden steeds verder uit. Zo kochten ze onlangs de wijngaarden van het kasteel van Rullingen. “Hoenshof is een beetje een vreemde eend in de bijt van de Vlaamse wijnwereld”, verduidelijkt Houben, “we hebben namelijk veel meer rode druivensoorten dan witte.” We brommen verder. Het landschap golft op en neer, het heeft een beetje weg van een reusachtige achtbaan, die maar niet lijkt op te houden. Het achterland van Zuid-Limburg doet een beetje leeg aan. De meeste wegen zijn liefelijk omzoomd met bomen en voeren naar slapende gehuchtjes tussen de velden. En zo komen we in een gezapig tempo via Mettekoven, Gutschoven, Veulen en Horsmaal alsmaar dieper in het Limburgse land. Telkens wanneer de gedachte opdoemt dat het leven hier maar saai voortkabbelt, is daar telkens weer een nieuwe verrassing. Zoals het kasteel van Heks bijvoorbeeld. We zetten de motor even aan de kant en gluren door het smeedijzeren hek het domein binnen. Een prachtig kasteel opgetrokken in Rococo-stijl ligt aan het einde van een kaarsrechte oprijlaan. Het slot, dat diende als buitenverblijf, werd gebouwd in 1770 door Graaf de Velbruck, de laatste prins-bisschop van Luik. Het is als een paleis uit een sprookje, waarbij elk moment één of andere prinses met paard en rijtuig bij de trappen kan stoppen. Het tuintje van een paar hectare groot is ook niet mis. De grasperkjes lijken gemaaid met een tondeuse, de tuinpaden zijn bijna autistisch netjes geveegd en de rozen kleuren helder als een stralende zon. Een heerlijke plek om even bij weg te dromen. En dat kan perfect, tweemaal per jaar worden de tuinen opengesteld voor het publiek.
Het asfalt krult traag verder van dorp naar dorp, dwars door de stilte van het platteland. Ondertussen heeft de zon de laatste wolkensluiers aan flarden gescheurd. Met open vizier rijden we de zonneschijn tegemoet. Piringen en Zammelen zijn de volgende nobele onbekenden waar we doorheen tuffen op weg naar de volgende wijngaard. Die vinden we langs de Kersendaelstraat in Vliermaal. Het betreft het wijngoed van de broers Schorpion. Wat in 1994 nog begon als hobby, is tegenwoordig serieuze business. In 2011 viel hun schuimwijn, de Schorpion Brut zelfs in de prijzen. En in 2012 ging hun Fibonacci met de prijs van de beste Belgische mousserende wijn aan de haal. Niet gespeend door enige vorm van valse bescheidenheid stellen de broers: “Onze mousserende wijnen doen zeker niet onder voor die van de gerenommeerde Franse champagnehuizen.” Aan uitbreiden denken de wijnbouwers niet. Kleinschalig, maar boordevol kwaliteit is hun motto. Het schoolvoorbeeld van een hobby die beroep werd en die passie vind je terug in de tienduizend flessen die ze per jaar op kurk trekken. Alleen bubbels bij oud op nieuw? Vergeet het, bij de Schorpions gaat er elke dag wel een flesje open. We starten de motoren en zetten onze wijnroute voort. De bewegwijzerde route nummer drie kronkels als een slang door het landschap. Boomgaarden en weideland tekenen de heuvels in verschillende tinten groen. We rijden rustig, met een beetje energieke rijstijl raffel je de route in twee uur af, het gaat echter niet om de snelste tijd, het gaat om genieten. Rustig aan is vandaag ons mantra. We scheren rakelings langs de bebouwde kom van Tongeren en gaan verder naar Sluizen. Een prima weg wiegt op en neer, slingert van links naar rechts en raakt net niet verstrikt in zijn eigen kronkels. Het volgende dorp heet Millen. Het zou een dertien-in-een-dozijn plaatsje zijn, ware het niet dat hier in de 14e eeuw een magnifieke waterburcht werd gebouwd. Even kijken! De eeuwen hebben hun sporen duidelijk op het bouwwerk achter gelaten. Een deel is gesloopt nadat het slot geen militaire betekenis meer had en het andere deel werd verbouwd tot een comfortabele edelmanwoning. In de burcht is een museum gevestigd met een collectie gebruiksartikelen van de adel uit de 16e en 17e eeuw. Een bijgebouw is daarnaast omgetoverd tot een brasserie met terras. We laten ons zakken in de prettig krakende bistrostoelen en laten ons een streekbier smaken.
Weer op weg rijden we zo de stilte in, de route voert ons naar Genoelselderen. Het gehucht behelst niet meer dan een dozijn huizen in de schaduw van de kerk. Op het einde van de Kasteelstraat vinden we waarvoor we gekomen zijn: het wijnkasteel van Genoelselderen. Een lange, met bomen geflankeerde oprijlaan leidt naar de voorbouw van het kasteel. Daar worden we opgewacht door Jaap van Rennes, de eigenaar van het enige wijnkasteel dat België rijk is. Jaap, van Nederlandse afkomst, runde decennia lang een groothandel in horecamateriaal, tot hij er in 1990 genoeg van kreeg. Hij besloot wat anders te gaan doen en kocht het in verval geraakte kasteel van Genoelselderen. Hij liet het kasteel uit de 18e eeuw vakkundig renoveren, maar zat ondertussen zelf niet stil. Hij plantte enkele tientallen wijnranken en werd wijnboer. “Mijn vrouw en ik waren wijnliefhebbers en dronken elke avond een glaasje. Nog altijd trouwens, alleen dan nu eentje van eigen bodem.” Terwijl de wijnbouwer enthousiast verder vertelt over de ontwikkeling van zijn wijndomein, klimmen we aan boord van zijn terreinwagen. We rijden tussen de wijnranken door, die momenteel een oppervlakte beslaan van 22 hectare, goed voor 100.000 flessen per jaar. Wanneer we langs de boorden het domein rijden wordt pas duidelijk wat voor een schitterende locatie dit is. Duizenden wijnranken staan strak als soldaten in het gelid. De wijngaard glooit strak getrimd naar beneden en kijkt uit op de witte achtergevel van het kasteel. Het lijkt wel een droomlocatie voor een film. Vindt ook de Belgische zender VTM, die voor enkele weken op het wijngoed is neergestreken voor het filmen van fictieve serie genaamd Zuidflank. Ondertussen gaat de wijnbouwer ons voor naar de wijnkelders onder het kasteel. We dalen een handvol trappen af en komen in een lange, vochtige gang terecht die meerdere keren vertakt. “We lopen nu door de oude gewelven van het kasteel, die teruggaan tot in de 13e eeuw”, aldus Jaap. “De onderste bouwlaag behoorde ooit tot de grondvesten van een Romeinse villa.” En dan komen we in een reusachtige kelder terecht. Tientallen vaten liggen tot drie meter hoog op elkaar gestapeld. “Dit is mijn lievelingsplek, hier kom ik vaak om aan de rijpende wijn te ruiken”, bekent Jaap, geen enkele moeite doende zijn liefde voor de wijn te verbergen, terwijl hij een wijnvat opent en zijn neus over de opening laat glijden. Tot slot poseert hij spontaan naast het standbeeld van de godin van de wijn en kijkt haar vragend aan. Tja, waar het hart van vol is…
Hoe onderhoudend onze gastheer ook is, uiteindelijk moeten we toch verder. Vanaf de Tongersesteenweg gaat het rechtsaf de velden in. Rollende heuvels bepalen het natuurlijke decor. We naderen de taalgrens, maar eerst is er nog Zichen-Zussen-Bolder, een cluster van drie gemeenten die naadloos in elkaar overgaan en daarmee waarschijnlijk de langste plaatsnaam van het land vormen. We parkeren de motoren op het kerkplein. De straten van Zichen-Zussen-Bolder worden ondermijnd door mergelgrotten. Vanaf de ‘spotter’ (kijkgat) dat zich op het plein bevindt, kan je dertig meter diep in een mergelkuil kijken. Een blik in de lokale onderwereld, die je overigens ook met een gids kunt bezoeken. Wij nemen genoegen met het kijkgat en trekken verder. We doorkruisen een klein stukje Wallonië en komen dan in de Voerstreek terecht. De Voerregio is wellicht een van de best bewaarde geheimen van Vlaanderen. Dit stukje Limburg is één groot openluchtmuseum met kastelen, kerkjes en kappelletjes, vierkantshoeves en vakwerkhuizen. Allemaal verspreid in een landschap van loofbossen, weilanden, akkers en holle wegen. De regio heeft wel wat weg van een reusachtige modelspoorbaan. Over krullende weggetjes, nauwelijks een rijbaan breed, rijden we de stilte in. Voeren is relatief dunbevolkt en dat heeft zo zijn gevolgen. Hier geen ellenlange lintbebouwing en kruispunten met rode lichten waar auto’s brommend aanschuiven, maar open landschappen die uitwaaien tot over de landsgrenzen. We rijden via Moelingen naar St-Martens-Voeren en verder naar St-Pieters-Voeren. Een kasteel, met een indrukwekkend poortgebouw, doemt op langs de weg. Dat moet de Commanderij van Voeren zijn. Het is een gigantisch bouwwerk dat zijn wortels heeft in de 17e eeuw. Rond het slot loopt een diepe ringgracht, die de moderne beschaving op afstand probeert te houden. In het park staat een bronhuisje waaruit de rivier de Voer naar buiten stroomt. Een heerlijke plek om even tot rust te komen, voor je aan het laatste deel van de route begint. Via Remersdaal gaat het naar Teuven, meer precies naar het Pietershof. Wijnbouwer Piet Akkermans heeft er een bescheiden wijngaard van twee hectare op een stevig hellende zuidflank. Wat betreft de ligging misschien wel de mooiste wijngaard van België. “Ik ben er behoorlijk trots op. De eerste wijnstokken plantte ik op een verkeerd stuk grond, met een rampzalige opbrengst als gevolg”, vertelt Piet, terwijl we tussen de chardonnay wijnstokken wandelen. “Maar toen ik deze helling kon kopen vielen alle puzzelstukjes geleidelijk op de goede plaats. Deze wijngaard ligt op mergelrijke kalkgrond, die bovendien rijk is aan mineralen. Ideaal voor de druiventeelt”, aldus de wijnbouwer. Hij opent een flesje en terwijl we proosten met een glas witte wijn, bedenk ik hoe eerlijk en simpel het leven van een wijnboer kan zijn. Leven volgens het ritme van de jaargetijden, hoe ‘bon vivant’ wil je het hebben!